Zoals uit het bovenstaande kan blijken, werden de huizen met de erven buiten de verponding gehou den, maar zij waren wel belastingplichtig. Daartoe moest de waarde van de panden bekend zijn en daar mankeerde nogal wat aan. Van Breughel ver meldt uit de Resolutie van H.E.M. d.d. 18 nov. 1790: „Daar en boven, dat Haar Edel Mogenden meer dan eens was voorgekomen, dat de Officieren13, Regenten en Secretarissen in zeer vele, zoo niet op de meeste plaatsen schandelijk laag getauxeerd waren, waardoor veroorzaakt wierd, dat de Ge mene middelen voor een gering arbeijder een druk kende last uijtleverden." Om tot een zo goed mogelijke schatting van de waarde van de panden te komen, werd een aantal schatters14 aangesteld, voor iedere plaats drie, die na elkaar de huizen taxeerden om een zo objectief mogelijk beeld te krijgen. Naar mijn oordeel is Van Breugel daarin niet geslaagd. De schatters kwamen zowel uit grote en kleine plaatsen en hun uitgangsniveau voor de schatting zal sterk zijn be ïnvloed door de waarde van panden in hun eigen woonplaats. De onderlinge verschillen zijn veelal meer dan 10%, zoals uit onderstaande lijst (zijnde een willekeurige greep) mag volgen. perceel nr schatter B Tilburg 70 46 67 50 36 12 87 Eindhoven 6 57 99 53 66 92 23 24 28 4 22 Hapert 100 130 140 250 300 1000 900 600 530 430 760 1060 1230 1460 40 100 100 150 160 40 40 40 110 300 950 1000 1000 710 680 620 750 1150 1300 25 40 58 95 90 85 20 65 100 200 745 650 1080 400 500 600 700 900 700 30 70 65 130 110 Van acht plaatsen uit de Meijerij (vier grote en vier kleine) heb ik ongeveer 800 schattingen in klassen ingedeeld en onderling per plaats vergeleken met de bedoeling na te gaan of ze als waarnemingen moch ten worden beschouwd, waaruit een standaard afwijking zou kunnen worden berekend. Al spoedig bleek, dat dit een zinloze operatie zou worden, waarvan de uitkomst elke reële betekenis mist. Na het gereedkomen van de taxaties, is het ge middelde van de drie schattingen opgemaakt „door den Arithmeticus Van Osch". Klaarblijkelijk heeft deze zich niet afgevraagd, wat de waarde van dat gemiddelde voorstelde, Van Breugel maakt er al thans geen gewag van. Wat heeft de gehele operatie gekost? Van Breugel vermeldt deze als volgt: Voor de Landmeetinge 10768 19 st 12 p Voor de Taxatiën - 4792 6 0 Voor Porti - 301 14 8 Voor Reijs en Teerkosten - 542 1 0 Voor schrijfloonen - 2237 19 4 Voor Deurwaarders - 835 14 0 Voor Boekbinders 23 0 8 Samen 19461 11 0 Tantième voor Van Breugel (de 40e penning is 2,5%) - 489 11 12 Voor zijn salaris over 1791, 1792, 1793 en 1794 ged. - 9066 3 0 Totaal generaal ƒ29017 4 12 T en slotte de vraag wat er met het resultaat is gebeurd. Het antwoord is teleurstellend, nl. niets. De stuk ken zijn opgezonden naar de Raad van State ter executoirverklaring, maar door de komst van de Fransen (1794) en het einde van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1795) is er geen uitvoering gegeven aan de goed opgezette en uitgewerkte operatie voor een rechtvaardige verdeling van de Verponding en van de gemene middelen. De Meijerij heeft er in ieder geval een uitstekende statistiek van dat gewest aan overgehouden. Van Breugel werd ambteloos burger, maar niet voor lang. In een volgend artikel zullen we deze uiterst be kwame man weer voor het voetlicht brengen. 63 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 7