Literatuur, voor zoveel niet in de tekst of in de noten vermeld. Rijksarchief in Noord-Braband. Leen- en Tolkamer nr. 311 e.v., vooral nr. 371. Bijdragen tot de Geschiedenis der Heerlijkheid Tilburg en Goirle, door B. Dijksterhuis. Proefschrift Leiden 1899. Historia Agricultura. Jaarboek van het Ned. Agronomisch- Historisch Instituut, deel VIII. Groningen 1965. Noten 1 Naar de geest van de tijd was de titel veel langdradiger, nl. „Memorie van algemene wezenlijke Bezwaren der Meijerije van's-Bosch gedaan en aan de Edele Mogende Heeren de Raden van Staten der Vereenigde Nederlanden, ter vol doening aan hoogstderzelver Resolutie van den 30 Decem ber 1700 vijf en tachtig overgegeven, door ofte wegens Stadhouders en Ordinaris Gecommitteerdens, der Vier Kwartieren van de Meijerije van 's-Bosch, met bijvoeging van dcrzelver Consideratiën, op welke wijze dezelve Be zwaren het gevoeglijkst zouden kunnen worden geredres- seert, 1786." Het stuk omvat 62 gedrukte bladzijden. 2 Uit deze memorie blijkt dat het totaal van de beden, ver pondingen, gemene middelen en collecteloon f 458.551, bedroeg. 3 Zie voor de Leen- en Tolkamer: Dr. W. J. Formsma, De Archieven van de Raad en Rentmeester-Generaal der Domeinen en de Leen- en Tolkamer van 's-Hertogenbosch. Rijksarchief in Noord Brabant 1949. 4 Caspar van Breugel, geboren te 's-Gravenhage 11 maart 1752, gestorven te Haarlem 30 mei 1833. Promoveerde in de rechten te Utrecht 31 mei 1771. Werd in 1781 secretaris van 's-Hertogenbosch en verhuisde in 1803 naar 's-Graven hage. (Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel 4, kolom 299). 5 De eed, die de landmeters moesten afleggen, had de vol gende inhoud. „Ik belove en zweere dat ik in de afmeeting en begroting der Landerijen in de Plaatsen, alwaar ik door den Raad en Rentmeester Generaal der Domeinen en Leenmannen in de Leen en Tolkamer van 's-Hertogenbosch over de Hoofdstad, Meijerije en Quartiere van 's-Hertogenbosch, uijt kragte van Hun Ed. Mog.e Res.(olutie) van den 7e October 1791 zal gezonden worden, alle getrouwheid, on zijdigheid en nauwkeurigheid zal in acht neemen, geene giften of gaven anders van wien het ook zij, dan mijn Salaris door den Voorn. Raad en Rentmr. Generi. en Leenmannen mij toegelegd zal aanneemen; dat ik ook zonder speciaale auctorisatie van de Leen en Tolkamer geene afmeetingen het zij voor Corpora (publieke licha men), het zij voor particuliere Persoonen in of buijten de Meijerije zal doen, nog aanneemen te doen, voor en aleer de afmeeting voor den Lande zal zijn gecindigt." 6 Waarschijnlijk Walterus van Erven, gcb. Tilburg 3 juli 1767, overleden Amsterdam 17 maart 1851. Deze Van Erven verzoekt in 1793 aan de E.M.H. als landmeter en waterschatter van 's Lands Domeinen bij de Leen- en Tol kamer te mogen worden aangesteld. Die functie was vrij gekomen door het overlijden van de landmeter J. F. Van de Weijer, die Van Erven tijdens zijn „indispositie" had ver vangen. Hieruit blijkt dat de genoemde kamer zelf over landmeters beschikte, die waarschijnlijk per verrichting werden betaald. 7 Het betreft hier Johannes Baptiste Adan, lid van de be kende landmetersfamilie Adan. Zie voor verdere bijzonder heden „Inventaris van een verzameling kaarten afkomstig van de landmetersfamilie Adan door P. Th. van Herpen en drs. Elis. H. Korvezee" 1962. Uitgave van het Rijks archief 's-Hertogenbosch. 8 Petrus Gijs, geboren te Turnhout 9 mei 1762, aldaar over leden 4 juli 1842, zoon van een wagenmaker. Zijn beroep was herbergier en landmeter. Gegevens verstrekt door het Archief van de stad Turnhout, België. 9 Deze Schomers is mogelijk J. F. Schomers, vermeld in „De landmeetkunde in het gebied van de tegenwoordige neder- landse provincie Limburg vóór 1794" door ir. Th. W. Harmsen. Publications de la société Historique et archélo- gique dans le Limbourg. (1958-1959). 10 Loopense, gewestelijk voor Loopenzaad. 11 Bij Van Breugel vond ik twee losse nota's, betreffende ver blijfkosten, luidende Den Lantmeter J. Gassens heeft bij mijn verteert in het laatst van Meij en eerst van Junij 1792 in seven dagen met alle dagen een 1/2 fles wijn samen 5-12-0. Dit bovenstaande ontvangen Nunen 23 November 1792 w.g. D. v. Lieshout en De Heer Lantmeeter bij mijn verteert 's middags 10 een halven fles wijn 6 's avonds eeten, slaape 's morgens den ontbijt 14 een halleve fles wijn 6 kan bier 6 f 2-2 12 De eigenlijke controle bestond uit de vergelijking met de vroegere opmeting of wat daar voor doorging. Wie minder op naam kreeg, zal zeker niet hebben gereclameerd, andersom wel. Ook Van Breugel was zich bewust dat er fouten konden worden gemaakt. Hij schrijft dat de kundigste Landmeeters, het zij door verkeerde aanwijzing, het zij door eene of andere afwending van gedagten onder het opmeeten, het zij door eene misrekening in het op maken van de grootte der Landerijen, abuijzen kunnen begaan De landmeter Adan, die de meting onder Hilvarenbeek had onderbroken, schrijft onder uitbrengen van zijn verontschuldigingen: „Wat betreft het geene de kettingsleepers regardeert, waarvan u Ed.Gestr. de goed heid gebruikt mij te waarschouwen, heb ik van den be ginnen af zeer oplettende opgepast en ben wel seer ver- zeekert geen pinnen zijn gestoken teinden de kettings off zijn met mijn oogen beschouwt en gesteld." 13 Officieren zijn degenen die een officie (een ambt) bekleden, zoals de Schout. 14 De schatters kregen per dag f 1-5 st tot f 2- betaald, waar voor zij 40 huizen per dag moesten taxeren. Waren het er meer dan kregen zij naar rato bijbetaald. Alleen Chr. Braams te Eindhoven kreeg f 3- per dag. 64 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 8