De waarde van bebouwd onroerend goed 6e jaargang no. 5, mei 1976 Jhr. L. H. op ten Noort 0 Inleiding Grond en daarop aanwezige opstallen vormen een kapitaalgoed met een lange levensduur. De waarde ervan is afhankelijk van het in de toekomst te ver wachten nut in de meest aangewezen voorkomende exploitatievorm. Deze vloeit voort uit de plaatselijke ligging, grootte en samenstelling, mede afhankelijk van de aldaar geldende bestemmings-, gebruiks- en beheersregels. De waarde is dan verder bepaald door de ouderdom, staat en courantheid van het object, in overeenstemming met de economische verhoudingen, tot uitdrukking komend in de markt van vraag en aanbod. Deze is een weerspiegeling van de actuele verwachtingen met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingen. De waarde van onroerend goed (o.g.) kan langs ver schillende weg worden bepaald. Daarbij vormt een belangrijk hulpmiddel een analyse van deproduktie- kosten van de grond en de opstal alsmede van de restwaarde van de opstal en van de exploitatiekos ten daarvan. Daaruit zal blijken het aanwezige rendement van het in het o.g. nog gebonden kapitaal. De volgende factoren spelen daarbij een rol - de grondwaarde in actueel gebruik, eventueel in toekomstig gebruik en bestemming. - de vervangingswaarde van de opstal en het per centage daarvan, overeenkomend met de reste rende of dagwaarde van die opstal. - de verkoopprijzen en het huurpeil van vergelijk bare objecten. - de mogelijke voorwaarden voor de gebruiks duur, de gebruiksvergoeding en de eventuele indexatie daarvan, kortom de voorwaarden voor het exploitatieregiem. - de verwachtingen t.a.v. conjuncturele, structurele en koopkrachtontwikkeling, inbegrepen even tuele fiscale gevolgen. In dit verband vragen enkele punten nadere aan tekening: 1 Het bruto- en netto-rendement Het bruto-rendement bevat de vergoeding van alle exploitatiekosten, inclusief het netto-rendement. Het netto-rendement van o.g. is in het algemeen - en afgezien van fiscale overwegingen - laag, ca. 1 a 1,5% onder het rentepeil van langlopende staats leningen. Hierbij is een zekere mate van dekking tegen inflatiegevolgen mede van betekenis. Bij een rente van 8,5% op obligaties is een netto-rendement van 7% per jaar voor o.g. een redelijk uitgangspunt. In de volgende analyses van waardebepaling wordt daarvan uitgegaan, voor zover niet anders vermeld. Onderscheiden moet worden naar lasten van grond- kapitaal en van opstalkapitaal. Voor de instand houding van dit laatste is een regelmatige voor ziening door bijschrijving van het onderhoudsfonds van b.v. 0,75% per jaar en van het afschrijvingsfonds van 1,75% per jaar wenselijk en in het algemeen voldoende, uitgedrukt in percentages t.o.v. de ver vangingswaarde. In 40 jaar komt dan 70% tot af schrijving en is 30% ter beschikking voor onder houd. Voor een waardeanalyse is een veronder stelling omtrent een dergelijk als normaal te achten verloop, bruikbaar. Wenselijke correcties i.v.m. technische en economische aard en staat zijn immers steeds mogelijk en vergen dan ook blijvende aandacht. Tenslotte zijn er de vaste lasten in de vorm van be lasting o.g., verzekering, beheers- en risicokosten, zie overzicht bijlage I. Bij een netto-rendement van 7% per jaar is het bruto-rendement doorgaans: 75 1Ï76 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 3