- voor grondkapitaal 8% - voor opstalkapitaal 8%+ 100/x-2,5%, waarin x de resterende of dagwaarde van de opstal in van vervangingswaarde. 2 Waardeverloop; exploitatie-perioden Met het verloop van de tijd treedt een technische en economische veroudering op die tot waardeverlies leidt. Een duidelijk beeld krijgt men daarvan wan neer op basis van bijlage I in bijlage II de verhouding van waarde en kosten, kapitaal en rendement wordt gegeven van een opstal met een waarde van b.v. 100%, 75%, 50% en 30% van de vervangingswaarde, feitelijk dus in een dergelijk percentage van nieuw. Het grondwaardeaandeel neemt dan toe van 10 tot 27%, het opstalwaardeaandeel neemt relatief af van 90 tot 73%. De verschillende waardeverhoudingen kunnen voorts onderscheiden worden naar gelang sprake is van de waarde van de opstal-sec, resp. van de waarde van de grond plus opstal, resp. van de huurwaarde van de opstel-sec en van die van de grond plus opstal. De kenmerkende kapitalisatie factor k (waarde grondopstal)/huurwaa.rde neemt met toenemende ouderdom van de opstal langzaam af. In het algemeen blijft deze beperkt tussen 10 en 8, in extreme gevallen tussen 11 en 7*. Het waardeverlies met toenemende ouderdom gaat niet proportioneel met de tijd, althans niet indien van regelmatig onderhoud sprake is. Dat blijkt - ook bij daarlating van inflatieinvloed - wanneer een annuïteitenrekening wordt opgezet voor een af schrijving van b.v. 70% van de opstal in 40 jaar bij gelijkblijvend rendement, zie bijlage III. Er is dan geen sprake van een afschrijvingslijn A. Integendeel er is dan srake van een afschrijvings- en lïnan- cieringslijn B. De annuïteit is dan over de gehele periode constant. Varieert men deze, zoals voor geval C, meer in overeenstemming met de feitelijke waardedaling die men zich voorstelt, dan is er sprake van een allengs dalende annuïteit. Tegenwoordig met een steeds voortschrijdende inflatie is de annuïteitrekening niet meer op zijn plaats. De te verwachten loon- en kostenstijgingen leggen de basis voor een dynamische kostprijs- huur. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de (voor) wetenschap dezer inflatie. De hoge huidige kosten bij relatief smal draagvlak worden in zekere mate naar later verschoven wanneer door verdere inflatie en navenante inkomen- en huurstijgingen het draag vlak breder schijnt en de dekking van eerder aange gane verplichtingen minder moeilijk voorkomt. Desondanks blijvende problemen met betrekking tot het handhaven van rendement onderschatte men niet**. Voor de waarde van o.g. is dan ook veelal ken merkend de exploitatieperiode, waarin dit goed ver keert. Drie perioden kunnen worden onderscheiden: I de aanvangsperiode van b.v. 10-15 jaar: er is een hoge financieringsgraad met slechts geringe en langzaam toenemende ruimte voor afschrij ving. II de volgende normale exploitatieperiode van 10-20 jaar en langer: de afschrijving kan thans toenemen en kan de toenemende waardedaling - zij het met enige naijling - goed volgen. III de volgende consolidatieperiode van b.v. 10-15 jaar: er is ruimte voor en noodzaak tot consolidatie. Aan de orde komt: het overwegen van het afstoten van het o.g., het in elk geval nalaten van verder onderhoud en het over bodig worden van verdere afschrijving. Echter ook moet worden overwogen: eventueel extra onderhoud is aanbevelingswaardig teneinde de levensduur van het o.g. te verlengen, desnoods gepaard gaande met vernieuwingen en sub stantiële investeringen. Veel zal afhangen van de ruimtelijke situatie. Deze overwegingen krijgen een groter belang naarmate de opstal ouder wordt en een verlengde exploitatie additionele - niet eerder ingecalculeerde - opbrengst verschaft. De perspectieven van e.e.a. kunnen de ondernemer bewegen tijdelijk genoegen te nemen met een geringer rende ment c.q. af te zien van het rendement van de wegens inflatie ontstane nominale meerwaar de. Bij de waardering van het o.g. is het steeds van belang na te gaan in welke exploitatie periode het te waarderen o.g. verkeert. ngt 76 zie ESB no. 3025, 29/10/75 blz. 1048. zie ESB no. 2951, 15/5/74 blz. 415. 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 4