slagen op tijd, voldoende en tegen redelijke prijs grond te kopen voor de volkswoningbouw indien door het voorschrift van de gebruikswaarde de grond voor de volkswoningbouw niet of nauwelijks goedkoper zal worden en daartegenover de ver houdingen op de grondmarkt dusdanig zullen zijn veranderd, dat alleen enkele grote ontwikkelings maatschappijen en grondexploitatie-maatschappijen het merendeel van de grond in handen zullen hebben en hun dientengevolge gegeven macht zullen benut ten. Ook de institutionele beleggers, die voor toeslag op de pensioenen in verband met geldontwaarding de natuurlijke waardegroei van grond niet zullen kunnen missen, zullen de invoering van de ge bruikswaarde bij onteigening moeten afwijzen. De gevolgen voor de grondmarkt kunnen door een en ander desastreus zijn. Men spiegele zich aan het Engelse voorbeeld waar tot twee maal toe een wet tot afroming van meerwaarde moest worden inge trokken c.q. gewijzigd. Deze reeks bezwaren willen we besluiten met enkele algemene opmerkingen van meer fundamen tele aard Het in het voorschrift gemaakte onderscheid tussen onbebouwd en bebouwd onroerend goed, gerela teerd aan het huidig gebruik onder voorschrift van een aantal bijzondere regels, doet kunstmatig aan, laat in belangrijke aspecten het beoogde van af roming van meerwaarde mislukken door minder gewenste ontwikkelingen en heeft enkele zeer be denkelijke aspecten: Het voorschrift tot waardering op de grondslag van bestaand gebruik stelt terzijde al die potentiële gebruiksmogelijkheden vroeger of later, die krach tens het geldende bestemmingsplan of de plaatselijke regels van bebouwing en gebruik toegelaten zijn. De belangrijke rechtswaarborgen die bestaan om de belangen ingevolge de bepalingen van een bestem mingsplan en ingevolge de plaatselijke regels te be schermen, worden daarbij niet in acht genomen en zonder meer terzijde geschoven. Er vindt een vorm van algemene onteigening plaats, zonder schade loosstelling. Elk goed, ook elk ter onteigening aangewezen goed, is onderhevig aan een natuurlijke waarde-ontwikke ling. Elk dergelijk goed wordt geëxploiteerd met het oog op de toekomstige opbrengsten. Het gebruik zal evolueren. De aard, mate en rendement van het actuele gebruik is afhankelijk van de ligging, samen stelling, grootte, hoedanigheid en geschiktheid enerzijds en van de toekomstmogelijkheden ander zijds. De waarde wordt bepaald door de contante investering, het te verwachten rendement en de meerwaarde (agio) van de toekomstige mogelijk heden in onderlinge samenhang. Deze waarde ver tegenwoordigt het onroerend goed, óók op het moment van onteigening, het is die waarde, die door de ondernemer in het goed is geïnvesteerd en waar op en waarmee zijn economische potentie tot ver wezenlijking kan komen. Deze waarde is reëel en wordt feitelijk geleverd; een waarde op grondslag van bestaand gebruik is daarentegen niet reëel en kan niet op goede gronden en op rechtens aanvaard bare wijze worden afgezonderd en concreet worden bepaald. Het voorschrift van waardering op grondslag van bestaand gebruik frustreert het billijkheidsvoor schrift volgens het vigerende artikel 40a O.W., door dit te doen vervallen. Het in de praktijk erkende en in het onteigeningsrecht aanvaarde beginsel van gelijke rechten en plichten van grondeigenaren tot bijdragen in publieke belangen, wordt als zodanig voorschrift uit de wet geëlimineerd. Gevreesd moet worden dat daaraan vele ongewenste en zeer on billijke gevolgen verbonden zullen zijn. De belanghebbende, normaliter onder de beper kingen van de wet (o.a. bestemmingsplan, bouwver ordening enz.) vrij in de exploitatie van het on roerend goed en verzekerd van de daaraan ver bonden economische potentie, is vanaf het moment van dreigende onteigening daarin niet langer vrij en - wat erger is - zijn economische positie zal zonder vergoeding worden aangetast. In onteigening vast te stellen waarden zijn andere dan die gelden in het 5.1 De vergoeding van „de waarde 5.2 De normale waarde-ontwikkeling 5.3 Gelijke baten en lasten 5.4 De rechtszekerheid ngt 76 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 7