Hoe genuanceerd de interimnota ook gesteld is,
toch komt duidelijk naar voren dat veel van boven
af geregeld gaat worden. Hierop doorgaand zou
zelfs de gedachte kunnen postvatten dat aan ieder
streekplan een inrichtingsprogramma zou moeten
worden gekoppeld met de daaraan wettelijk ver
bonden besluitvorming in het kader van de Land
inrichtingswet. Daarna zou men dan via begren
zingen, de verschillende landinrichtingsprojecten
van ruilverkaveling, herinrichting of dorpsver
nieuwing enz. kunnen aangeven en die per gebied
in definitieve plannen omzetten. Afgezien van de
tijd die dit zou kosten om alle sectoren en facetten
in één programma te integreren en te synchroniseren,
acht ik deze gedachte niet praktisch uitvoerbaar.
In de eerste plaats zou het een wedloop worden van
11 of 26 streekplannen naar de C.C.C. en Kroon
en uiteindelijk de Minister van Financiën. Op zich
zelf misschien niet erg en door inschakeling van in
genieursbureaus ook wel te realiseren. Het R.O.-
beleid gericht op de bestemmingen en functies van
het gebied zou dan echter met de inrichting en het
beheer in het kader van de Landinrichtingswet door
elkaar gehaspeld worden.
Hoe moet men dan met het volgordeschema han
delen? Wat gebeurt er met streekplannen, met pro
gramma en operationele bestemmingsplannen die
in de budgetaire ijskast komen? Wat is dan de rechts
zekerheid van de burger in deze?
Hoe het ook zij, op deze wijze zou aan de betrokken
heid van het platteland geheel voorbij gegaan wor
den. Ruilverkaveling en herinrichting zouden ineen
vloeien. Het stemmen zou vervangen worden door
voorlichting en inspraak. Juist dit stemmen, hetzij
in waterschappen, hetzij in gemeenten of door de
rechtstreeks betrokkenen acht ik, mits praktisch
geregeld, een bijzonder en niet te veronachtzamen
principieel element voor het uitvoeren van land
inrichtingsprojecten en eigenlijk ook voor vaststel
ling van streek- en bestemmingsplannen. Met de
werkgroep Balans ruilverkavelingswet wil ik gaarne
aandringen op een eenvoudige stemmingsprocedure
voor de ruilverkavelingen en zo mogelijk zelfs voor
herinrichtingswerken. Bij de ruilverkaveling ware
bij de stemming een verschil te maken tussen zgn.
versnelde ruilverkavelingen met dus een duidelijk
inzicht in de toedeling en die zonder dit inzicht b.v.
resp. bij de eerste 70% van de eigenaren en pachters
of oppervlakte en de tweede 50% van de eigenaren
en pachters of oppervlakte.
Gelukkig krijg ik uit de nota een heel wat veel-
zijdiger beeld en benadering van de wijze waarop de
verschillende landinrichtingswerken via lokale initia
tieven tot stand kunnen komen.
Daarbij ga ik uit van de aloude stelregel om slechts
dan met ruil of herinrichting te beginnen indien par
ticuliere of publiekrechtelijke maatregelen niet doel
treffend zouden kunnen worden genomen.
Hierbij blijft het voor het tot stand komen van de
landinrichtingsprojecten van doorslaggevende waar
de indien het initiatief en de uitwerking daarvan
van onder af, dus uit de belanghebbenden zelf, kan
komen. In dit licht ben ik het geheel eens met de
nota blz. 18 en zie het als een groot winstpunt indien
er spoedig meer streekplannen zouden komen die
met duidelijke doelstellingen de ontwikkeling van
de verschillende bestemmingsfuncties aangeven,
met marges wat betreft begrenzing en/of inrichting,
zodat dit streekplan zijn centrale spilfunctie als
referentiekader kan vervullen. Voor de praktische
realisering kunnen dan de initiatieven voor L.I.-
projecten particuliere werken tot herinrichting hier
op inspelen.
Bij deze praktische aanpak zag ik dan ook graag
dat ook de publiekrechtelijke projecten A2-werken
en de particuliere werken zowel cultuurtechnisch als
landschappelijk in de Landinrichtingswet zouden
worden opgenomen.
Hierop voortbordurende acht ik het zinvol dat
nagegaan wordt of de verschillende vormen van
landinrichting juridisch zijn te groeperen in hoofd
stukken.
De vaststellingsprocedure kan dan bepaald worden
door de hoofdstukken die men van toepassing ver
klaart. Het zal misschien nog wel wat voetangels en
klemmen hebben om dit grootwarenhuis voor het
landinrichtingsinstrumentarium op te zetten. Toch
meen ik dat op deze wijze zeer ad rem door be
woners en bewerkers van het platteland, de Schap
pen en Gemeenten initiatieven genomen kunnen
worden. De bevolking voelt zich bij het totaal be
trokken, de kleine werken hoeven niet voor de
95
ngt 76