De Interimnota Landinrichtingswet in het licht van eerder verschenen studies P. de Haan 1 De Interimnota en de coördinatie van wetgeving In de aankondiging voor deze studiedag staat ver meld dat de Interimnota, waarvoor ik bijzonder veel waardering heb - hoewel dat er nog niet bij stond - door mij zal worden geplaatst tegen de achtergrond van eerder verschenen studies. Ik wil die waardering graag met nadruk voorop stellen, omdat de kritiek in mijn verhaal enerzijds gezien moet worden inderdaad tegen de achtergrond van vroeger verschenen studies, met name het rapport van de Werkgroep Landinrichting van het Land bouwschap, en anderzijds met het oog op de ge wenste ontwikkeling van de inrichtings- en beheers- wetgeving in de toekomst. In die ontwikkeling be schouw ik de thans in voorbereiding zijnde Land inrichtingswet als een tussenfase en voor die tussen fase de Interimnota als een uitstekend uitgangspunt. Nu wordt deze benadering mij in zoverre gemakke lijk gemaakt dat in bijlage 3 enige literatuur ver meld is, waarvan de samenstellers van de Nota ge bruik hebben gemaakt. Uit bijlage 2 blijkt zelfs, dat men bij de samenstelling van de lijst van gebruikte begrippen ook al begripsomschrijvingen heeft ge hanteerd, die zullen voorkomen in een rapport dat nog moet verschijnen, nl. dat van de Werkgroep Coördinatie Wetgeving Onroerend Goed van het Instituut voor Bouwrecht. Dat noem ik bepaald een vooruitziende blik. Het betreft hier met name de omschrijving van de drie fundamentele begrippen die niet alleen de basis vormen van dat rapport, maar ook van deze Nota, zoals trouwens van zovele nota's - bijv. ook de drie groene nota's betreffende de relatie landbouw en natuur- en landschapsbe houd, nationale parken en landschapsparken. Ik heb hier het oog op de langzamerhand bijna ma gisch geworden begrippen bestemming, inrichting en beheer, waar het hele overheidsbeleid betreffende onroerend goed in feite om draait. Ook het beleid inzake de landinrichting. Ik zou nog wel een stap verder willen gaan. Naar mijn mening is de juridische landinrichtingsproble- matiek goeddeels een kwestie van coördinatie van wetgeving. Ook dit blijkt uit de Nota, niet alleen waar het de verhouding tot de Wet Ruimtelijke Ordening betreft, maar ook waar het betreft de verhouding tot andere inrichtings- en beheerswet- geving. Toch is het voor mij de vraag of de Com missie Landinrichtingswet zich dat wel voldoende bewust is geweest. Eén van de publikaties die men wijselijk niet vermeld heeft, is namelijk het verhaal dat ik destijds heb gehouden voor de studiedag van de Ned. Heidemij. ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Ruilverkavelingswet. Dat verhaal droeg de wat futuristische titel „Van landinrichting tot inrichting van ons land".1 De samenstellers waren er kennelijk nog niet aan toe deze sprong te maken en ik moet toegeven dat ik daar vanuit hun opdracht - op korte termijn een Landinrichtings wet voor te bereiden - ook meer moeite mee zou hebben gehad. Toch zal het op den duur die kant uit moeten. Ik zal dat trachten aan te tonen door achtereen volgens aandacht te schenken aan de relatie land- inrichting-stadsinrichting, aan het begrip land inrichting, aan de verhouding tot de ruimtelijke ordening, aan de verhouding tot het beheer, aan die tot het grondbeleid en - tenslotte - aan de ver houding tot het landbouwbeleid. 2 De relatie landinrichting-stadsinrichting Wie de Interimnota plaatst tegen de achtergrond van de onlangs verschenen Verstedelijkingsnota met bij behorende structuurschets voor de verstedelijking valt het op, welk een geweldige voorsprong de land inrichting heeft op de stadsvernieuwing, als men let op het juridisch instrumentarium tot realisatie van een nationaal beleid. Voor het eerst wordt met de Verstedelijkingsnota en structuurschets een natio naal verstedelijkingsbeleid op tafel gelegd na de enigszins mislukte poging daartoe bij de Tweede Nota. Maar waarom mislukte-althans gedeeltelijk die poging? Mede omdat het instrumentarium ont brak of onvoldoende was gecoördineerd. Zodoende kon het zelfs gebeuren dat aan hetzelfde departe ment het volkshuisvestingsbeleid, gericht als het was op een zo hoog mogelijke score van woningbouw- cijfers - onder zware politieke druk overigens - lijnrecht inging tegen het ruimtelijk ordeningsbeleid dat geacht werd de gebundelde deconcentratie te 1 Tijdschrift Kon. Ned. Heidemaatschappij 1975, blz. 67-74 en De Pacht 1975, blz. 174-186. ngt 76 103

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 19