de landinrichting. Want stad en platteland staan niet meer, zoals vroeger, min of meer los van elkaar en dus ook niet stads- en plattelandsinrichting. Deze stedelijke dimensie van de landinrichting mis ik toch wat teveel in de Interimnota. Ik kan mij goed voorstellen dat de heren landinrichters - zoals die in de Commissie zaten - toen zij mij destijds hoor den praten op de studiedag, bij zichzelf gedacht hebben: aan ons lijf geen stedelijke inrichtings polonaise. Tenminste één van hen kan dat nu niet meer zeggen, nl. de voorzitter die nu Directeur- generaal is van de Ruimtelijk Ordening. De heer Herweijer heeft trouwens zelf herhaaldelijk gewezen op het belang van de landinrichting ook voor de stadsinrichting. Ik zou dat belang in drieërlei zin willen onderscheiden. In de eerste plaats voor wat betreft de landschappelijke aankleding en inpassing van uitbreidingsgebieden in de landelijke omgeving. Hier kan nog enorm veel aan gebeuren om het deto nerend effect van de betonnen bouwblokken - op den duur waarschijnlijk meer eensgezinshuizen - op die omgeving weg te nemen of te verzachten. In de tweede plaats waar het gaat om de inrichting van urbane landelijke gebieden, zoals bufferzones e.d. En in de derde plaats voor wat betreft de dorps reconstructie in het kader van de landinrichting. Ik vind het jammer dat deze stedelijke aspecten van de landinrichting niet in de Interimnota enigszins zijn uitgewerkt, terwijl zij toch van groot belang zijn. De nadruk is nu, waarschijnlijk onbedoeld, teveel gevallen op de verhouding landbouw/natuur- en landschapsbehoud, terwijl dat toch niet het enige is wat in de landelijke gebieden aan de orde is. Zou men de stedelijke inrichtingsproblemen mede in aan merking hebben genomen, dan zou men ook de behoefte hebben gevoeld aan een coördinatiekader met de stadsinrichting. Dat zou mede hebben be tekend het leggen van een positieve band met het gemeentelijke bestemmingsplan - het structuurplan wordt geloof ik niet eens genoemd - in plaats van alleen de negatieve benadering van een mogelijke strijd met het landinrichtingsplan. Met name is men nu niet toegekomen aan een verdere uitwerking van de wél in de Nota vóórkomende gedachte van in bouw van de dorpsreconstructie in de landinrich ting, een gedachte die ook in de Gronings-Drentse Herinrichtingswet nauwelijks uitwerking vindt. Toch zal dat moeten gebeuren, want dorpsreconstruc tie valt primair onder de competentie niet van Rijk en provincie, zoals de landinrichting in het algemeen, maar onder die van de gemeente. Hoe deze compe tentie in te bouwen in de landinrichtingsprocedure? Dat dit nodig is, wil er van de reconstructie van de 2400 kleine kernen iets terecht komen, staat voor mij als een paal boven water. De Wet op de stads vernieuwing lijkt mij daarvoor nauwelijks geschikt, omdat die reconstructie direct verband houdt en moet houden met de reconstructie van het omlig gende gebied. In feite behoort de dorpsreconstructie tot de inrichting van het landelijk gebied. Dit brengt mij op 3 Het begrip landinrichting In de Interimnota komt op blz. 8 een definitie van landinrichting voor, die iets afwijkt van de omschrij ving van de Werkgroep Landinrichting van het Landbouwschap, welke eerder door mij was ten beste gegeven op het Europese Congres voor Agra risch Recht in Den Haag.1 Deze omschrijving luidde: „het geheel van overheidsmaatregelen ter verbetering van de feitelijke gesteldheid van lande lijke gebieden door herindeling van het grond gebruik en uitvoering van werken, teneinde deze gebieden meer aan hun agrarische en niet-agra- rische doeleinden te doen beantwoorden". Deze omschrijving sluit precies aan bij die van het begrip inrichting in het algemeen op blz. 50 van de Nota. Daarom is mij niet duidelijk, waarom op blz. 8 zo nodig een beperktere definitie moest worden ge geven, neerkomend op het invoeren van een onder scheid tussen „inrichting van het landelijk gebied" en „landinrichting", waarbij de laatste slechts een deel van de eerste zou zijn, nl. het projectsgewijs, binnen het kader van de ruimtelijke ordening, in richten van delen van het landelijke gebied voor ngt 76 1 Harmonisatie van de wetgeving inzake de landinrichting van Nederlands standpunt beschouwd, De Pacht 1973, blz. 354-375 en 1974, blz. 4-19. Rapport Beleidsaspecten nieuwe wettelijke regeling landinrichting, Advies van de Werkgroep Landinrichting van liet Landbouwschap 1974, blz. 27 en 28. 105

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 21