beleidsoogpunt belangrijker zaken aan de orde, al
moet ik er wel bij zeggen dat het uit rechtsbescher-
mingsoogpunt helemaal een bedenkelijke zaak zou
zijn slechts de agrarische gebruikswaarde bij ont
eigening en voorkeursrecht uit te keren, wanneer
men deze eerst via oplegging van een inrichtings-
en beheersregime kunstmatig mocht hebben ge
drukt. Trouwens vergoeding van de vermogensschade
als gevolg van beheer vormt nog een probleem
apart, dat wel degelijk om een oplossing vraagt.
Nee, waar ik het nog even over wil hebben, dat zijn
de nieuwe instrumenten voor de grondverwerving.
Met de toekenning van een voorkeursrecht aan de
S.B.L. kan ik mij verenigen, mits - zoals gezegd -
gekoppeld aan een operationele gebiedsaanwijzing
en niet aan het volgordeschema, want dat is geen
planologische grondslag. Over de nieuw geïntrodu
ceerde onteigeningsmogelijkheid slechts twee op
merkingen. Ten eerste - wat ik ook al eerder zei -
dat ik niet zie waarom die tot herinrichting moet
worden beperkt en niet binnen zekere grenzen, bijv.
5%, in een gewone ruilverkaveling met stemrecht
zou kunnen worden ingebouwd. Zoals ik omgekeerd
niet zie, waarom de toewijzingsmogelijkheid met
algemene aftrek tot 5% beperkt moet blijven tot de
ruilverkaveling. De tweede opmerking betreft de
vraag of het administratieve deel van de onteige
ningsprocedure, behoudens eventueel beroep op de
Kroon, niet met het landinrichtingsplan kan samen
vallen. zodat daarin de percelen worden aangewezen,
gelijk dat nu ook bij het plan van voorzieningen
met art. 13 kavels gebeurt.
Belangrijker is de kwestie wat er met de grond ge
beurt die door de S.B.L. wordt aangekocht buiten
de kavels die voor toewijzing of onteigening in aan
merking komen. De Interimnota wekt de indruk
dat deze vrij aanwendbaar is, ook voor niet-
agrarische doeleinden. Ikzoudatmèt de Werkgroep
Landinrichting principieel onjuist vinden. Toewij
zing en onteigening tezamen geven daarvoor vol
doende mogelijkheden, terwijl de landbouw staat
te springen om grond voor bedrijfsvergroting. Daar
om dient de bedrijfsvergroting formeel in de wette
lijke doelstelling van de landinrichting te worden
opgenomen en dient voorts bepaald te worden, dat
de beschikbaar komende S.B.L.-grond, behalve
voor compensatie van de collectieve aftrek en voor
kavelafronding, bestemd zal worden voor bedrijfs
vergroting.
Ik heb tot mijn verheugenis gezien dat men, zij het
op een wat onverwachte plaats, nl. bij de rechts
bescherming op blz. 35, aan de eigenaar voortaan,
zowel bij ruilverkaveling als bij reconstructie, een
recht op algehele vergoeding in geld in plaats van
grond wil geven, naar analogie van art. 17 Ontwerp-
Reconstructiewet Midden-Delfland. Ik acht deze
keuzemogelijkheid een goede zaak, ook met oog
op de vergroting van andere bedrijven.
Tenslotte nog iets over
7 De verhouding tot het landbouwbeleid
Een paar dingen slechts. In de eerste plaats dat dit
bij alle enthousiasme voor de multifunctionele land
inrichting m.i. wel wat te veel naar de achtergrond
is geschoven. Toch blijft het als een paal boven water
staan, dat zelfs de herinrichting primair een agra
rische herinrichting is, niet wat rangorde van be
langen betreft, maar wel wat betreft het niet weg te
cijferen feit dat 90% van het landelijk gebied agra
rische grond is en moet blijven en dus als zodanig
moet worden ingericht. Dat inrichten kost geld en
daar betaalt de landbouw voor en zelfs in niet ge
ringe mate. Het landinrichtingsplan is dus niet
alleen een ruimtelijk, maar ook een landbouw-
economisch ontwikkelingsplan met daarin zelfs ge
dwongen investeringen.
Het gedwongen karakter van die investeringen zal
bij de herinrichting nog veel pregnanter naar voren
komen dan bij de ruilverkaveling vanwege het feit
dat het stemrecht daarbij komt te vervallen. Des te
meer dient de wetgever er op bedacht te zijn, dat
dan in ander opzicht de agrarische invloed op de
totstandkoming van de plannen ook niet nog een
keer wordt uitgehold. In de Interimnota gebeurt
dit, als ik het goed begrijp wel, nu daarin niet meer
gesproken wordt over eventuele advisering van het
gewestelijk agrarisch bedrijfsleven over de urgentie
volgorde. Dit is een uiterst belangrijke zaak, omdat
de georganiseerde landbouw toch wel in de praktijk
de voornaamste motor achter het landinrichtings-
beleid zal blijven en moeten blijven.
Onvoldoende is naar mijn mening ook rekening
110
ngt 76