Het belang van een goede landinrichtingswet
voor de ruimtelijke ordening
J. P. J. Margry
Het is al lange tijd een vrome wens van de velen die
zich met Ruimtelijke Ordening bezig houden dat
het wettelijk instrumentarium zou worden uitge
breid met regelingen die een meer integrale bena
dering van het landelijk gebied mogelijk zouden
maken. Zij voelden zich daarbij gesteund door de
velen die ijverden voor behoud van natuur en land
schap, die geschrokken waren van de wijze waarop
na de oorlog op grote schaal ruilverkavelingen wer
den uitgevoerd, waarbij eenzijdig de landbouw
kundige verbeteringen voorop stonden.
Vooral in de zestiger jaren werd de roep om wette
lijke maatregelen sterker en op vele studiedagen en
congressen werd het pleidooi voor een landinrich
tingswet steeds sterker.
Het zou echter tot 1972 duren alvorens de Ministers
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en
van Landbouw en Visserij in de Memorie van toe
lichting bij de begroting 1972 mededeelden dat een
interdepartementale studie zou worden ondernomen
over nieuwe wetgeving op het gebied van de land
inrichting. Het was bij beschikking van 25 oktober
1972 dat de beide Ministers de interdepartementale
„commissie landinrichtingswet" hebben ingesteld.
Na 31 jaar ligt er nu een interimnota op tafel waarin
de interdepartementale commissie haar zienswijze
geeft over het toekomstige wettelijke kader voor de
landinrichting.
Wij zijn verheugd dat het nu zo ver is want het
wordt de hoogste tijd dat de wet er komt.
Het is daarom bijzonder te waarderen dat de vere
nigingen, die deze dag hebben willen organiseren,
al zo snel na het verschijnen van de interimnota
gelegenheid geven voor discussie. De tijd die de
Ministers geven (tot 1 juli) is bijzonder kort.
Ik wil beginnen met grote waardering uit te spreken
voor deze interimnota. De opzet is duidelijk en de
motivering van de voorstellen waarop de land
inrichtingswet zal zijn gebaseerd zal iedereen aan
spreken.
Wanneer ik dan mag ingaan op de relatie tussen
landinrichting en Ruimtelijke Ordening dan wijs ik
er allereerst op dat de betekenis van het ruimtelijk
ordenen en de accenten waarop de nadruk wordt
gelegd, zich in de loop der jaren sterk hebben ge
wijzigd.
Voortgekomen uit de wens een greep te krijgen op
het stedelijk wonen bleek al spoedig dat de ver
wevenheid met andere aspecten en andere elementen
zo groot is dat het ene regelen niet kan gebeuren
zonder ook het andere te regelen. Het zou te ver
voeren en buiten het kader van deze voordracht
zijn, de geschiedenis van het bestemmingsplan
(vroeger uitbreidingsplan) en het streekplan te be
schrijven.
Algemeen aanvaard en bekend is dat voor boven-
gemeentelijke zaken het streekplan hèt aangewezen
integratiekader is voor alle ruimtelijke maatregelen
en dat de Provincie tot taak heeft de streekplannen
vast te stellen.
Met de accentverschuivingen die zich steeds hebben
voorgedaan, heeft ook het streekplan een evolutie
doorgemaakt en werd op verschillende momenten
meer of minder aandacht besteed aan specifieke
onderdelen.
Tot voor kort was de maatschappijvisie vooral ge
richt op de verdere ontwikkeling van de welvaart
en het verbeteren van de mobiliteit en was zorg voor
het complement namelijk het welzijn en de waar
dering voor immateriële zaken, zoals behoefte aan
openheid, ruimte en verbondenheid met de natuur
nauwelijks aanwezig.
Ziet u eens naar de oudere gemeentelijke bestem
mingsplannen en uitbreidingsplannen.
Aan de inrichting van woonwijken wordt de groot
ste zorg besteed evenals in de zgn. hoofdzaken-
plannen aan industrieterreinen en wegenstructuren.
Wat er aan ruimte overbleef werd met één of hoog
stens twee bestemmingen aangegeven. Namelijk
„agrarische doeleinden" en „bos" of „natuur
gebied".
Er was een onevenredig verschil in aandacht voor
wonen en werken enerzijds en voor het zgn. buiten
gebied anderzijds dat als een rest-post werd be
schouwd.
Ook in het streekplan werd weinig aandacht be
steed aan de waarde van de ruimte tussen de stede
lijke gebieden. In het algemeen werd volstaan met
het duidelijk halt toeroepen aan stedelijke ontwikke
lingen in het buitengebied.
Hoe snel is dit echter in het laatste decennium ver
anderd. Als gevolg van een trits van elkaar op-
88
ngt 76