dragen zowel van particulieren als van Provincie,
Gemeenten en Schappen: dit om de maat
schappelijke verbreding van de projecten te
kunnen realiseren.
3. Met de wijziging van het woord „beschikbare"
middelen op blz. 18 in noodzakelijke middelen
zou in deze ook veel duidelijkheid verkregen zijn.
4. De term „naarmate van het nut" is als begrip
voor de kostenverdeling voor de eigenaren wel
juist doch kan zeker bij herinrichtingen niet ge
bruikt worden als rekenfactor om de overschrij
ding van de niet-gesubsidieerde kosten weg te
werken.
Het zou misplaatst zijn het subtiele financiële even
wicht dat aan deze projecten ten grondslag ligt hier
verder uit te diepen.
Om misverstand te voorkomen wil ik wel stellen
geen voorstander te zijn van 100% subsidiëring in
alle gevallen, hoe gemakkelijk dit de voorbereiding
en uitvoering ook zou kunnen maken. Een markt
mechanisme van financiële verantwoordelijkheden
voor alle deelnemers acht ik een vereiste om tot een
evenwichtig plan te komen.
Voorzover opname in de wet niet mogelijk zou zijn
is gelijktijdige vaststelling van de subsidiëring en
financiering d.m.v. algemene maatregelen van be
stuur toch noodzakelijk om een gevaarlijk vacuüm
te voorkomen zoals dat ontstond na de indiening
van de eerste drie groene nota's. Wat de relatienota
is voor de parken is de Landinrichtingswet voor de
Ruimtelijke Ordening.
In Nederland heeft 42% van de oppervlakte een
niet-agrarische bestemming t.w. steden, dorpen,
industrieën, bos, natuur, recreatie met zoet, brak
en zout water. In Engeland is dit slechts 22%, Dene
marken 32%, Duitsland 46%. Bij ons is dus nog geen
60% van de oppervlakte cultuurgrond d.w.z. 1600
m2 per inwoner. Dit is minder dan de ons om
ringende landen. Engeland 3.400 m2, Denemarken
2.200 m2, Duitsland 5.800 m2 per inwoner.
Deze ruim 2 miljoen ha cultuurgrond wordt be
heerd door ondernemers aan wie, in het verdrag
van Rome, een redelijk inkomen verzekerd wordt,
mits zij hun bedrijven aanpassen op de eisen van de
gemeenschappelijke markt. Deze ondernemers heb
ben een planologisch bestemmingsklimaat nodig,
waarin de voor hen noodzakelijke investeringen
zonder veel procedures genomen kunnen worden,
met zekerheden voor een redelijke afschrijftermijn.
Jaarlijks vertrouwen ze minstens 10 miljard aan de
aarde en zonlicht toe met een wetenschappelijk
begeleide toepassing van ecologische processen.
Deze ondernemers zijn in de westelijke wereld vol
ledig opgenomen in de samenleving als geheel. Dit
geldt zeker voor Nederland waar deze producent
op een zo hoog peil staat. Ook zij hebben hun
twijfels over de continuering en produktieverhoging
van hun bedrijf; zij kennen echter ook hun zeker
heden vanuit de oeroude groeiprocessen. Zij blijven,
vergeet dat nooit, de donors voor alle ruimtelijke
plannen in het landelijk gebied en tegelijkertijd de
verzorgers van uw voedselpakket en betalings
balans.
Ik weet wel dat de liefde tegenwoordig niet meer
door de maag gaat. Dit wil echter helemaal niet
zeggen dat het verstand dan ook geen rekening
meer met de voeding van die maag hoeft te houden.
In dit opzicht zou de nota met meer liefde dan ver
stand geschreven kunnen zijn als we landschappe
lijke-, natuur-, milieu- en recreatie-overwegingen op
de landbouw zien afkomen in een woordverhouding
van zo'n 10 op 1.
Met de problemen van deze maatschappij en dit
platteland voor ogen mogen we wel bijzonder dank
baar zijn dat de commissie temidden van de huidige
notabevliegingen een leesbaar en voor discussie vat
baar scenario heeft geschreven voor een Land
inrichtingswet. De zo nodige aanpassing van de wet
R.O., pachtwet, ontgrondingswet, milieuwetten
wordt maar summier genoemd, evenals de ver
betering van de ruilverkavelingswet zelf.
Uit de wijze waarop Landinrichting en Ruimtelijke
Ordening op elkaar afgestemd moeten worden komt
echter duidelijk naar voren dat de wet R.O. een
dominerende rol gaat spelen, tot en met het streek
plan.
Ik zie hier helemaal geen probleem in. Eigenlijk is
het altijd zo geweest. Alleen door het simpele feit
dat er nog geen streek- en bestemmingsplannen
waren hebben vaak de ruil- en herverkavelingspro-
ngt 76
93