Deze conclusie is misschien wat te rigoureus, maar er is een kern van waarheid in aanwezig. Met dit alles zult u misschien denken dat ik houd van een strenge redeneertrant en dat ik een voor stander ben van de axiomatische methode in de wiskundige en technische wetenschappen. In de eerste plaats wil ik zeggen, dat ik als technicus een amateurwiskundige ben en vanuit de wiskunde ge zien hier dus nauwelijks of in 't geheel niet over kan oordelen. Maar mijn ervaring als technicus is wel dat het werken met deze axiomatische methode - de axioma's mogen dan handig en zoveel mogelijk in overeenstemming met de werkelijkheid zijn gekozen - op me afkomt als één der moeilijkste intellectuele bezigheden. Het werken met de regels der logica - soms gehuld in allerhand voor de technicus moeilijk herkenbare symbolen - is een zeer inspannende zaak, die velen spoedig afschrikt. Hoewel deze abstracte methode de grondslag is van de huidige wetenschapsleer en in de fysica tot bijzonder be langrijke resultaten heeft geleid - men denke aan de kwantum- en de kernfysica - zullen boeken met een dergelijke abstracte inhoud, zonder enige visuele en experimentele benadering van de stof, de gemiddel de student niet aanspreken. Slechts voor de aller- besten zijn ze weggelegd. „De docent moet een diplo maat zijn", schrijft Felix Klein. De docent moet zo veel van de psychologie van de leerprocessen weten dat hij de interesse van de leerling wekt; en hij haalt voorbeelden aan van de lagere-, de middelbare- en de hogeschool. Zelfheeft hij zijn standpunt op voor treffelijke wijze toegepast in zijn twee zeer instruc tieve leerboeken, het ene getiteld: „Arithmetica, Algebra en Analyse" [7], en het tweede: „Elemen taire meetkunde, vanuit hoger standpunt belicht" [8]. Juweeltjes op het gebied van hoger onderwijs, waarin een niet al te groot beroep wordt gedaan op het abstraherend vermogen van de lezer. En in tegenstelling daarmede, hoe weinig opgang heeft het boek van Grassmann over de zg. „Ausdehnungs- lehre" [9] gemaakt, een halve eeuw eerder, in 1844, gepubliceerd. Onze vroegere Rector Magnificus Prof. O. Bottema, heeft in een artikel in De Gids, getiteld: „Het eeuwfeest van een ongelezen boek" [10], hierover op indringende wijze bericht. Zelfs Hilbert doet - ondanks zijn abstracte wijze van denken - een beroep op het visueel vermogen van de student als hij tijdens een voordracht te Parijs zegt: „Die Formeln sind doch geschriebene Figuren und die geometrischen Figuren gezeichnete Formeln und kein Mathematiker könnte sich auf solche anschau- lichen Mittel verzichten ohne sich den Bliek für die Richt- und Zielpunkte des Denkens, die Probleme, versperren zu lassen" [11]. Hoe kan dan de interesse van de student worden ge wekt? In de wiskunde, zoals uit bovengenoemde uit spraken blijkt, door een beroep te doen op het visueel vermogen van de student. Een wiskundig boek zonder enige tekening of figuur, alleen opgezet volgens de regels van de logica, die louter hun vorm vinden in analytische formules, en bovendien zonder een enkel voorbeeld, blijkt voor de student meestal een onverteerbare zaak te zijn. In de natuurkunde en de techniek verkeert men in dit opzicht in een gunstiger positie dan in de wis kunde. Daar beschikt men over het experiment, over de waarneming. Experiment en theorie, waar neming en modelbouw kunnen daar hand in hand gaan. Ook in de geschiedenis van de vormbepaling van de aarde is dit te bespeuren. Vooral in de Engel se literatuur vindt men hiervan sprekende voor beelden. Theorie en experiment trekken daar samen op. bijvoorbeeld in het boek van Todhunter: „History of the figure of the earth" [12], Maar ook het boek van Thomson en Tait: „Principals of mechanics and dynamics" [13], bevat in het eerste deel een hoofdstuk over instrumenten en meetmethoden, terwijl in het tweede deel uitvoerig wordt ingegaan op de vormbepaling van de aarde. De probleemstellingen komen dan veel duidelijker te liggen. Hoe anders, hoeveel moei lijker, is de inhoud van een boek als dat van Courant en Hilbert: „Methoden der mathema- tischen Physik" [14], daar een abstracte, analytische benadering van de problemen, waarvan de werke lijke betekenis vaak niet tot de lezer doordringt vóórdat hij vanuit het experiment, vanuit een con creet probleem, de theorie heeft benaderd. Poincaré is van mening dat de fysica in Engeland zo'n grote vlucht heeft genomen omdat men daar de proble- 124 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 6