men steeds vanuit het experiment benaderde [15]. Uit eigen ervaring kan ik hiervan enkele voorbeel- beelden noemen: Indien men de onderlinge ligging van vier ver uit eengelegen punten op aarde wil bepalen (men denke zich b.v. de figuur van een ongeveer gelijk zijdige boldriehoek met een vierde punt in het mid den van deze boldriehoek), dan kan men dit doen door het gelijktijdig meten van afstanden vanuit deze vier punten naar een in positie onbekende satelliet. Verricht men zulk een gelijktijdige af standmeting zes maal, telkens naar een in positie onbekende satelliet - men heeft dan 24 afstanden ge meten - dan heeft men voldoende gegevens om de onderlinge afstand van de vier punten op aarde te berekenen. Deze vier punten vormen tengevolge van de aardkromming een tetraeder. Hoe verder de vier punten uit elkaar liggen des te groter zal de inhoud en de verhouding hoogte-grondvlak van de tetrae der zijn. Hilbert spreekt op analytische wijze van een „measure of independance" [16] van een serie functies of vergelijkingen. Welnu, de verhouding hoogte-grondvlak is een „measure of indepen dance" voor de oplossing van bovengenoemd vraagstuk. Hoe dichter de vier punten bij elkaar liggen, hoe kleiner de verhouding hoogte-grondvlak en hoe slechter de oplossing. Het incidentele vraag stuk [17] leidde tot het goed verstaan van Hilbert's theorie. Een ander voorbeeld: Omstreeks 1960 is in ons la boratorium met behulp van het toen reeds reken- technisch goed geoutilleerde Mathematisch Cen trum te Amsterdam, de topografie van de aarde in bolfuncties ontwikkeld, tot en met de 31e orde. In een functie van 1024 coëfficiënten werd aldus de topografie in de aarde rekenkundig vastgelegd. Re constructie van de topografie met behulp van deze functie, sloot uiteraard niet geheel aan bij de oor spronkelijke 40.000 waarnemingen. Zo bleek een doorsnede langs de equator, westelijk komend uit de zeer diepe „Stille Oceaan" de hoge toppen van de An des slechts halverwege te kunnen bereiken. Door het steile smalle karakter van dit gebergte schoot de functie aan de oostkant te ver naar beneden door en in Zuid-Amerika ontstond een binnenzee. Hiermede was het z.g. Gibbs'-effekt - in genoemd boek in zijn algemeenheid behandeld [18] - duidelijk verstaan baar en interessant geworden. Ook resonantiever schijnselen konden met behulp van deze bolfunctie- ontwikkeling worden aangetoond. Zo zijn ook de twee abstracte fundamentele stellingen van Hilbert uit de invariantentheorie te demonstreren met be trekkelijk eenvoudige meetkundige figuren, welke in de geodesie hun toepassing vinden [19]. Bij de wis kundigen moge dan de interesse voor de invarianten theorie zijn verdwenen, in de geodesie meen ik nog mogelijke toepassingen te zien, zoals het opsporen van singulariteiten in vlakken en ruimtelijke netten. Schopenhauer heft ten tweeden male waarschuwend zijn vinger omhoog als hij zegt, weer bij monde van Charivarius: „Geef 'maklijk weer wat gij met moeite hebt bedacht Ook voor ideeën geldt de wet der zwaarte kracht, Gezwinder gaan gedachten, die als dingen zijn van hersens naar papier, dan van papier naar brein". Na deze voorbeelden over de abstracte en de meer experimenteel-visueel gerichte benadering van pro blemen - die dan toch wel sterk mathematisch waren georiënteerd - dan maar naar de zwaartekracht. Naast de relatie met de wiskunde heeft de geodeet óók relatie met de natuurkunde, in het bijzonder met de mechanica. Toch hebben fysici en geodeten dikwijls op gespannen voet gestaan. Men kent de strijd die zich aan het einde der 17e eeuw en het be gin der 18e eeuw tussen beiden afspeelde over de vraag: „Is de aarde aan Noord- en Zuidpool afge plat of heeft zij daar een uitstulping?" Met andere woorden: „Is de rotatie-as van de aarde korter of langer dan de middellijn in het vlak van de equator?". De fysici beweerden op grond van de gravitatiewet van Newton en de slingerformule van Huygens het eerste: een afplatting. De geodeten, in het bijzonder de Franse familie Cassini, die zich 4 generaties lang aan graadmetingen had gewijd, beweerden het tegendeel: dus uitstulping (op grond van hun graad metingen). Tenslotte nam de Franse Academie het initiatief tot twee nieuwe graadmetingen, die van ngt 76 125

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 7