De g.i. zal inzicht moeten hebben in de onderlinge samenhang en beïnvloeding van alle factoren en omstandigheden die bij de totstandkoming van een geodetisch werk (zowel het uitvoeren van een meting als het vervaardigen van een plan van toedeling) een rol spelen. Het inzicht zal verkregen moeten worden door de volledige integratie van de hierna genoemde eindtermen op het gebied van de vaardigheden en de kennis. 11.2 De g.i. zal inzicht moeten hebben in de taak en de rol van de geodesie in de maatschappij „De universiteiten en hogescholen beogen in ieder geval naast het geven van onderwijs, de beoefening van de wetenschap; zij schenken mede aandacht aan de bevordering van het maatschappelijke verant woordelijkheidsbesef." (Art. 2 W.W.O.). De g.i. moet blijk geven van maatschappelijk verantwoor delijkheidsbesef, gepaard gaande met inzicht in de maatschappelijke en politieke implicaties van tech nische ingrepen. Hij dient zich bewust te zijn van en conclusies te trekken uit het feit dat elke samen leving (met verschillen in technische, sociale, cultu rele en economische omstandigheden) specifieke technische oplossingen behoeft. 11.3 De g.i. moet inzicht hebben in de denkwijze van de beoefenaars van verwante vakgebieden Gezien het werkterrein van de geodeet dient hij met name inzicht te hebben in de denkwijze bij - natuurwetenschappelijk onderzoek; - technisch wetenschappelijk onderzoek; - recht en ethiek. 3.3 Eindtermen gericht op vaardigheden en kennisaspecten III. 1 Voor wat betreft het eigen vakgebied moet de g.i. beschikken over kennis en vaardigheden op het terrein van ontwerpen, plannings- en evaluatiemethoden In het algemeen is de opleiding voor g.i. sterk ge richt op het beschrijven van het onroerend goed (meten, registreren, in kaart brengen). Toch zijn er, evenals in iedere ingenieursstudie, een aantal aspec ten die sterk op het ontwerpen zijn gericht. Voor beelden hiervan zijn het ontwerpen van meetkundige grondslagen, geodetische netwerken, de opbouw van gegevensbanken van onroerend goed, de kaartver vaardiging en het ontwerpen van plannen van toe deling in een ruilverkaveling. 111.2 De g.i. moet beschikken over kennis en vaardigheden van wetenschappelijke methoden op het terrein van puntsbepaling, waartoe onder meer gerekend moeten worden: satellietmetingen; gravimetrie; metingen op zee; fotogrammetrische en terrestrische metingen; deformatie-metingen en maatvoering Een groot gedeelte van het vakgebied van de g.i. bestaat uit het meten van delen van het aardopper vlak van grote delen tot en met zeer kleine details. De g.i. moet in staat zijn een wetenschappelijke ver antwoording te geven van de precisie en van de be trouwbaarheid van de gegevens, die hij op grond van metingen verstrekt. De ontwikkeling van instru menten, meetopzetten en verwerkingsmethoden geven mogelijkheden voor de noodzakelijke ver dieping en uitbreiding van de theorievorming. 111.3 De g.i. moet over zoveel kennis en vaardigheden beschikken op het terrein van de kartografie, dat hij kaarten als communicatie middel en als technisch produkt kan beoordelen en dat hij kan fungeren als kaartredakteur Van de g.i. mag worden verwacht dat hij beschikt over kennis van kartografie, d.w.z. van grafische taal, al of niet geautomatiseerde grafische technie ken en kaartdocumentatie en het nodige begrip van grafische expressie. Met kaartredakteur wordt in deze eindterm bedoeld: de vertaler van ruwe ge gevens ten behoeve van kartografische vormgevers en technici. 111.4 De g.i. moet beschikken over kennis en vaardigheden in de toepassing van methoden voor het verkrijgen, verwerken en verstrekken van gegevens ten behoeve van de bestemming, inrichting, beheer en rechtstoestand van vastgoed Bij bovengenoemde gegevens gaat het zowel om ngt 76 155

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 13