De Afdeling staat op het standpunt dat de studenten
niet vrijgelaten mogen worden in de keuze van de
in tabel 1 genoemde geodetische vakken, maar dat
slechts van een beperkte keuze sprake mag zijn om
een zo groot mogelijke integratie te bevorderen.
Integratie doelt hier op het ontwikkelen van effi
ciënte systemen van verwerving, verwerking en ver
strekking van technische of administratieve gege
vens gericht op de doeleinden geformuleerd in
andere vakgebieden of door de maatschappij. In
deze systemen zijn elementen van planning en
waardebepaling gemeenschappelijk. Eveneens
gemeenschappelijk is de noodzaak van evaluatie van
beschikbare modellen uit verschillende, al dan niet
geodetische, vakgebieden, alsmede van mogelijk
heden van onderlinge koppeling of afstelling. Tot
op zekere hoogte zal dit niet van alle deelnemers
aan de eindstudie worden verlangd.
Dit idee van integratie maakt het mogelijk de werk
zaamheden van de enkeling te richten op een speci
fiek voorbeeld van deze systemen of op één uit een
groep van verwante systemen.
Beschouwt men de maatschappelijke aanrakings-
gebieden van de geodesie nader, dan valt een inde
ling in groepen van systemen te bespeuren:
- een groep gericht op het oplossen van technisch-
landmeetkundige problemen;
- een groep gericht op planologisch-administratief-
landmeetkundige problemen (beide hebben be
trekking op delen van het aardoppervlak en zijn
dus in wezen tweedimensionaal);
- een groep gericht op fysische en mathematische
problemen op en buiten de gehele aarde (ruimte
lijk en dus in wezen driedimensionaal).
De eerste en de derde groep bouwen voort op het
vanouds beoefende vakgebied der technische geode
sie en zijn in de laatste decennia door ontwikkeling
van instrumenten, rekentechniek en ruimtevaart in
hoge mate gestimuleerd. Driedimensionale modellen
hebben hierbij de tweedimensionale zienswijze sterk
beïnvloed, zodat ook in de toekomst verwacht mag
worden dat impulsen tot modelverbetering veelal uit
zullen gaan van de derde groep.
De tweede groep is sinds betrekkelijk korte tijd
onder druk van maatschappelijke invloeden geken
merkt door een bijna explosieve ontwikkeling, al kan
ook hier een voortbouwen op reeds bestaande ele
menten van de geodetisch opleiding geconstateerd
worden. Hoewel de systemen in deze groep veelal
duidelijk anders zijn geaard dan die in de eerste
groep, wordt de noodzaak van verdere interactie
tussen systemen van beide groepen steeds duide
lijker. Verwacht mag worden dat de noodzaak tot
modelbouw of-verfijning bij voortgaande ontwikke
ling van de tweede groep zal leiden tot een vierde
groep. De theorievorming in deze vierde groep zal
de ontwikkeling in de tweede groep stimuleren.
Modelelementen van grondgebruikrecht, plannings
theorie en bestuurlijke informatica gericht op de
specifieke gegevensstructuren die in de geodesie
voorkomen, zullen dan tot volle ontwikkeling kun
nen komen.
Zo komt men, aansluitend bij de twee hoofdlijnen
binnen de studie voor geodetisch ingenieur, tot het
volgende schema (schema 1).
Ziet men voorshands af van een nadere formulering
van de vierde groep, dan kan een eerste omschrijving
van de drie andere groepen als volgt luidenDe eerste
groep wordtvanouds genoemd de landmeetkunde. Het
gaat hierbij hoofdzakelijk om de vormbepaling van
betrekkelijk kleine delen van het vaste land, het zee
oppervlak en de zeebodem. Het zwaartepunt ligt
hierbij op de metingen, de registraties van metingen,
de berekening en de kartering. Tot deze groep be
horen zeker de elementen van de mathematische
geodesie, zowel voor wat betreft de modeltheore-
tische als de meettechnische aspecten, de toegepaste
instrumentele geodesie, d.w.z. de toepassing van
instrumentele systemen, de automatisering van de
registratie en de financiële en organisatorische as-
Schema 1
Fysisch-mathematische geodesie
(3e groep)
Landmeetkunde
(le groep)
Planologi8ch-administratieve
(2e groep)
(4 groep)
1 HOOFDLIJN
2 HOOFDLIJN
ngt 76
161