zoals uit de conclusies zal blijken, er slechts één afstudeerrichting geodesie wordt voorgesteld is ook slechts één serie eindtermen opgesteld. Deze eind termen zijn in het studieprogramma niet in studie tijd vertaald. Hoofdstuk 4 handelt over de herprogrammeiing van de studie voor geodetisch ingenieur. De Afde ling heeft reeds in 1974 een nieuw studieprogramma ingevoerd. Hierdoor beschikt ze over ervaring met nieuwe onderwijsmethoden en ook over gegevens betreffende de studiebelasting van het nieuwe programma. Hoofdstuk 4 geeft de redenen van de herziening met daarnaast de hoofdlijnen voor de basisstudie en uitgewerkte programma's voor de eerste drie studiejaren. Daarna komt de eindstudie, die gericht is op een toenemende integratie van de vakken en een verruiming van de keuzemogelijk heden aan de orde. De studielastberekening is in tabelvorm in dit hoofdstuk opgenomen. In hoofdstuk 5 worden de leraren- en de research- variant aan de orde gesteld. De eisen voor een lerarenvariant in de geodesie kunnen op dit moment nog niet worden geformuleerd, zodat alleen een op merking is gemaakt over de lerarenvariant voor wiskunde. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk in het kort ingegaan op de researchvariant. In het laatste hoofdstuk (hier niet overgenomen (red.)) wordt een vergelijking met de buitenlandse geodetische opleidingen gemaakt. De landen die hierbij betrokken worden, zijn achtereenvolgens België, Zweden, de Bondsrepubliek Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Groot-Brittannië. Bij sommige gedeelten van dit rapport heeft de nota „Herprogrammering" van de Civiele Techniek mo del gestaan, vanwege de grote verwantschap die be staat tussen de geodetische opleiding en die van Civiele Techniek. Tot 1975 is de Afdeling der Geo desie steeds een Onderafdeling van de toenmalige Afdeling der Weg- en Waterbouwkunde geweest. Conclusies Bij de totstandkoming van dit rapport betreffende de herprogrammering van de geodetische studie heb ben twee aspecten een zeer belangrijke rol gespeeld. Hoewel de geodesie een zeer breed terrein bestrijkt, heeft de Afdeling toch gemeend één studierichting voor geodetisch ingenieur in te moeten stellen. Dit betekent dat de gemeenschappelijke basisstudie ook zeer breed is opgezet, waardoor voor de verdieping van de stof in de eindfase van de studie de nodige tijd vereist is. In de tweede plaats heeft de Afdeling al ervaring met de herprogrammering van de studie. In 1971 is reeds met deze herprogrammering be gonnen, waarna de nieuwe studie in 1974 werd in gesteld. De voorlopige cijfers uit evaluaties wijzen uit dat de studiebelasting zwaarder is dan oor spronkelijk is begroot. Nieuwe vormen van onder wijs, zoals projektonderwijs, werden reeds in 1971 ingevoerd. Aan dit rapport kunnen de volgende conclusies worden ontleend: 1. de geodetische opleiding heeft een gemeen schappelijke basisstudie van drie jaar; 2. de propaedeutische fase wordt na het eerste jaar afgesloten; 3. de Afdeling stelt een kandidaatsfase voor die na de gemeenschappelijke basisstudie wordt afge sloten; -V 4. de Afdeling acht het noodzakelijk dat de duur van de eindstudie tweejaar^bedraagt 5. er is slechts één afstudeerrichting en wel die voor geodetisch ingenieur; 6. in de eindstudie kunnen bepaalde accentver schillen worden gekozen in de richting van de fysisch-mathematische geodesie, de landmeet kunde en de planologisch-administratieve geo desie; 7. in de eindstudie zijn voor alle studenten ver plicht het volgen van geodetische vakken en ondersteunende vakken, zowel geodetisch als niet-geodetisch; een detachering bij de beroeps praktijk; het volgen van projektonderwijs; het verrichten van een zelfstandige studie of een studie in klein groepsverband; 8. er wordt voorshands geen lerarenvariant ge richt op de geodesie voorgesteld; BASISSTUDIE EINDSTUDIE VARIANTEN 146 ngt 76

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1976 | | pagina 4