Vraag 9: Voelt u het uit didaktisch oogpunt een ge mis, dat u nooit in een praktischewerkkring of functie in het betrokken gebied werkzaam bent ge weest? B. Dat vind ik een mooie vraag. Want die vraag slaat op het probleem dat hier nogal erg speelt op de T.H. en op alle universiteiten. Moetje de docen ten recruteren uit eigen gelederen of moeten ze van buiten komen? Laat ik eerst zeggen dat de vraag niet helemaal correct is. Ik heb namelijk voor dat ik ging studeren een aantal jaren bij de Heidemaat schappij gewerkt. Eerst bij de administratie en later bij de plannendienst. Daar was ik belast met het verzamelen van gegevens voor al mogelijke soorten landinrichting, zoals: ontwateringsplannen, ruil verkaveling, enz. Dus ik ben, al was het dan niet op zo'n hoog niveau, toch in de praktijk in het betrok ken gebied werkzaam geweest en daar heb ik wel profijt van gehad. Maar nu over die didaktische kwestie. Wetenschap pelijk medewerkers hebben natuurlijk meer erva ring in het onderwijs geven dan iemand die uit een praktische dienst komt. Dus wat dat aangaat heb ben zij een voorsprong. Toch was het nooit ge bruikelijk om iemand uit eigen kring te nemen. Sinds de invoering van de Wet op de Universitaire Bestuurshervorming wordt daar, met name in de Hogeschoolraad, anders over gedacht. Ik ken de argumenten niet helemaal, maar ik kan me voor stellen dat de mogelijkheid van bevordering stimu lerend werkt in de grote groep medewerkers die universiteiten en hogescholen hebben. De tegen standers stellen daar vaak wat onvriendelijke op merkingen tegenover. Die praten over klooster gemeenschap; ook het woord inteelt heb ik wel eens gehoord, evenals ivoren toren. Bij de Afdeling Geodesie levert dat nog een speciaal probleem op. Wij hebben de meeste hoogleraren gerecruteerd uit het Kadaster, een tamelijk mono- disciplinaire dienst. Deze leidden op hun beurt mensen op, die dan weer naar het Kadaster toe gingen. Dat was naar mijn gevoel een meer vicieuze cirkel dan dat je af en toe eens een medewerker bevordert tot docent. Desalniettemin kan de vraag gesteld worden of de wetenschapsbeoefening door deze democratiserende maatregelen niet teveel in de sfeer van een soort loopbaanplanning wordt getrokken, voor het eigen personeel. B. Dat zou wel kunnen. Er zijn natuurlijk bezwaren om dit te doen. Maar ik geloof datje niet uitsluitend het ene of uitsluitend het andere moet doen. Je moet gewoon de medewerkers gelegenheid geven om mee te dingen naar dit soort plaatsen. Dat ze een kans hebben als ieder ander lijkt mij een gezonde zaak. Ik wil er nog even bij zeggen, dat het speciaal op het terrein van de vastgoedsystemen wel nuttig is dat er niet iemand van een speciale dienst is ge komen, omdat het bij dit wetenschapsgebied mede heel nadrukkelijk gaat om de relaties die tussen systemen, tussen gegevens bestaan. Iemand die uit een speciale dienst komt is daar, althans in eerste instantie, niet zo gevoelig voor. Die kent een sys teem en die praat voorlopig vanuit die achtergrond. Het lijkt mij voor dit vakgebied goed als je er wat neutraler tegenover staat. In de Volkskrant van vandaag staat genoemd het voornemen van staatssecretaris Klein om de studenten en het wetenschappelijk personeel in tijdelijke dienst minder invloed toe te kennen in het bestuur van een vakgroep dan dat thans het geval is. Bovendien staat in hetzelfde krantenartikel dat de PvdA stelling heeft genomen inzake deze kwestie, nl. dat de PvdA van mening is dat het bestuur van de vakgroep moet be staan voor minstens de helft uit leden van het weten schappelijk personeel in vaste dienst. Klein wil voor deze groep een meerderheid. Je reactie hierop? B. Ik weet niet precies waarom hij dat doet. Mijn persoonlijke mening is dat de democratisering zo ver mogelijk moet gaan. Hoe meer je de verant woordelijkheid bij iedereen legt, hoe sterker de motivatie is voor het werk. Op de Afdeling der Geodesie draaien de studenten en het niet-weten- schappelijk personeel (wat een discriminerende term) heel goed mee in bestuurlijke activiteiten. In het begin bemoeide iedereen zich overal mee, het geen een enorme papierwinkel tot gevolg had, maar ngt 77 35

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 21