sterdam, een Fraunhofersche kijker voorzien van
een cirkelmicrometer ter beschikking van Kaiser
stelde. Omdat de ruimte aan de sterrenwacht ont
brak, werden deze waarnemingen uitgevoerd op de
vliering van het huis van Kaiser aan de Cellebroers-
gracht na verwijdering van enkele pannen uit het
dak. In een publikatie uitgegeven in december 1834
had Kaiser een berekening van de tijd van doorgang
door het perihelium van deze komeet gepubliceerd
[5], Het door hem berekende tijdstip van doorgang
week 8-14 dagen af van dat bepaald door andere
bekende astronomen van zijn tijd. Bij het verschij
nen van de komeet in 1835 bleek het verschil tussen
de doorgang en de door Kaiser berekende waarde
slechts 0,06 dag (IJ uur) te zijn. Dit schitterende
resultaat was voor de Leidse Hogeschool aanleiding
hem een eredoctoraat in de wis- en natuurkunde te
verlenen. Zijn waarnemingen van de komeet had
den ook de belangstelling getrokken van „invloed
rijke personen" in Den Haag die tot de overtuiging
kwamen dat de sterrenwacht dringend verbetering
behoefde. Eén van hen was Jhr. A. G. A. van
Rappard, toen referendaris aan het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Aan zijn „volharding en in
vloed" is het te danken dat Kaiser in 1837 tot
lector in de sterrenkunde en directeur van de sterren
wacht werd benoemd [1, blz. 49],
Vanaf dit moment heeft Kaiser zich geheel gewijd
aan het verbeteren van de sterrenwacht en het op
heffen uit het „diepe verval" waarin de sterrenkun
de toen in ons land verkeerde. Curatoren van de
Hogeschool steunden zijn streven door het beschik
baar stellen van enige duizenden guldens voor her
stel van het gebouw van de sterrenwacht en het
aanschaffen van enkele nieuwe instrumenten. Meer
belangstelling voor de sterrenkunde in brede kring
trachtte hij te bereiken door zijn onderwijs en het
schrijven van populair wetenschappelijke boeken en
artikelen. In de inleiding bij het eerste deel van de
„Annalen der Sternwarte" zegt Kaiser hierover het
volgende:
„Toen mij in 1837 het onderwijs in sterrekunde
aan de Leidsche Hoogeschool werd opgedragen,
had ik wel veel gelezen maar nooit eene eigenlijke
sterrewacht, of een der nieuwe sterrekundige
werktuigen gezien. Ik had het geluk niet gekend
door een leermeester voor mijn vak gevormd te
worden, en miste de ondervinding, die alleen door
de pr act ijk verkregen kan worden. In mijn vader
land had men van de sterrekunde zoo weinig be
grip, dat het niet eens in overweging genomen
kon worden, mij de gelegenheid te verschaffen
door reizen het ontbrekende aan te vullen,
Het kwam mij noodzakelijk voor, door een
omvangrijk onderwijs, ook in de practische
sterrekunde, de beoefening dezer wetenschap aan
de Leidsche Hoogeschool zooveel mogelijk be
vorderlijk te zijn, door populaire geschriften
mijne landslieden in het algemeen met de sterre
kunde bekend te maken en zoo mogelijk, door
niet te onbeteekende waarnemingen het buiten
land een teeken van het herleven der sterrekunde
te geven. Het is klaar, dat de sterrewacht in haar
toenmalige toestand voor mijn doel niet geschikt
was, maar aan de stichting eener nieuwe sterre
wacht wj niet te denken, [3, blz. XXII],
vertaling van Oudemans, [1, blz. 50].
Eén van de nieuwe instrumenten door Kaiser
aangeschaft was een achtvoets kijker met een
zesduims objectief en een dradenmicrometer. Zijn
eerste waarnemingen hiermee waren een herhaling
van de metingen door Bessel en Struve aan 39
dubbelsterren verricht. Het doel hiervan was de met
deze kijker te bereiken nauwkeurigheid te vergelij
ken met die van de veel betere instrumenten van
laatstgenoemden. Deze vergelijking viel geheel ten
gunste van Kaiser uit zoals Bessel en Struve enigs
zins spijtig moesten erkennen. Oudemans schrijft
hierover het volgende:
het bleek, dat de waarschijnlijke fouten
zijner metingen kleiner waren dan die van deze
beide groote sterrekundigen. Behalve aan eene
groote mate van handigheid, moet dit resultaat
toegeschreven worden aan de buitengewone
scherpte van Kaiser's gezicht
Hoewel Kaiser na de bekendmaking dezer
waarnemingen vleijende brieven van Bessel,
Struve en andere astronomen van Europa mocht
ontvangen, was het toch menschelijk dat het niet
in alle opzichten aangenaam gevonden werd dat
ngt 77
45