„der verfluchte Kerl mit seinem kleinen Instru- mentealles overtroffen hadwat nog op het ge bied der fijnste micrometer-waarnemingen ge leverd was" [1, blz. 53]. Niet alleen internationaal doch ook in Nederland vond het werk van Kaiser erkenning. In 1840 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar en in 1845, na de dood van Uylenbroek, tot gewoon hoogleraar. In de jaren na 1837 werd door uitbreiding van het instrumentarium en verandering aan de inrichting, de sterrenwacht voortdurend verbeterd maar on danks dat beantwoordde ze nog steeds niet aan Kaiser's wensen. Naar zijn mening was het ,,eine liebe kleine Sternwart, worüber sich ein Dillettant hatteerfreuen können, aber die doch für eine Reichs- anstalt zu unbedeutend war" [3, blz. XXV], In zijn publikaties wees Kaiser steeds weer opnieuw op de deerniswaardige toestand van het observa torium" [1, blz. 71], en bleef hij aandringen op een nieuw gebouw voorzien van moderne instrumenten. Uiteindelijk hadden zijn pogingen succes. In de ver gadering van de Tweede Kamer van 1 december 1853 hielden de heer J. Bosscha (de latere minister van Onderwijs) en Jhr. D. T. Gevers van Endegeest (toen curator van de Leidse Hogeschool) een warm pleidooi voor een geheel nieuwe sterrenwacht. Toen de regering niet bereid was hierop in te gaan, nam Gevers van Endegeest het initiatief om van particu lieren gelden voor dit doel in te zamelen. Een be drag van 30.000,werd bijeengebracht, ongeveer een kwart van de door Kaiser geschatte kosten voor een nieuwe sterrenwacht. De regering begreep toen dat ze niet achter kon blijven; medio 1856 werd door de minister van Binnenlandse Zaken (G. Simons) een post voor de bouw van een nieuwe sterrenwacht in de rijksbegroting opgenomen. Ver werping van deze begroting en de daaropvolgende kabinetscrisis was de oorzaak dat eerst in mei 1857 de gevraagde gelden werden toegestaan. De nieuwe sterrenwacht werd gebouwd en ingericht naar een ontwerp dat Kaiser enkele jaren tevoren (in 1854) had gepubliceerd. In oktober 1858 werd met de bouw begonnen en in de zomer van 1860 was het gebouw aan de rand van de Hortus Botanicus vol- 46 tooid. De door Kaiser bestelde nieuwe instrumen ten kwamen in de zomer van 1861 aan en hiermee was de nieuwe sterrenwacht in Leiden een feit. Een andere taak die Kaiser zich had opgelegd, nl. het wekken van meer belangstelling voor de sterren kunde in Nederland, trachtte Kaiser te realiseren door het publiceren van talloze kleine artikelen e»i een tweetal grote populair wetenschappelijke wer ken. Van deze laatste, verscheen „De Sterrenhemel" deel I in 1843 en deel II in 1844 [6]. In 1851 werd dit gevolgd door „De geschiedenis van de ontdekking der planeten" [7], Van deze werken zegt H. G. van de Sande Bakhuyzen in een necrologie van Kaiser gepubliceerd in de Nederlandse Spectator van 1872, het volgende: „In een boeiende stijl geschreven, munten zij uit door de klare uiteenzetting zelfs van de moeie- lijkste onderwerpen, zonder dat in het minst wordt tekort gedaan aan de streng wetenschappelijke eischen', algemeen worden zij dan ook, zoowel bij ons te lande, als in het buitenland, waar „De Sterrenhemelin verschillende talen verspreid is, als voorbeelden erkend van wat waarlijk populair wetenschappelijke werken moeten zijn[8], Talloos zijn ook de wetenschappelijke publikaties van Kaiser waarvan in het bijzonder genoemd mo gen worden de „Annalen der Sternwarte in Leiden", deel I, II en III. Deel I verscheen in 1868, deel II in 1869 en deel III in 1872, enkele maanden na zijn dood. Dit laatste deel was echter nog geheel door hem persklaar gemaakt. Een volledige opsomming van alle publikaties van Kaiser wordt door Oude mans als bijlage bij zijn „Levensschets" gegeven [1, blz. 87-104], Het wetenschappelijke werk van Kaiser beperkte zich niet uitsluitend tot de sterrenwacht. In ver schillende publikaties had hij gewezen op de moge lijkheid de praktische sterrenkunde te benutten voor het verbeteren van land- en zeekaarten. Dit had tot gevolg dat in 1849 de toenmalige minister van Ma rine en Koloniën, E. B. van den Bosch (1797-1851), hem verzocht te willen adviseren op welke wijze het beste kon worden voorzien in het gemis aan vaste ngt 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 6