3.2 Precisie van de aansluitingspunten Verder is getracht een beschrijving te geven van de precisie van het bestaande puntenveld. waartoe ook punten kunnen behoren, die in de loop van het meetproces worden bepaald. Deze punten kunnen immers weer dienen als aansluitingspunt voor ver dere verdichtingsmetingen. De precisie van deze punten zou te berekenen zijn uit de precisie van de waarnemingen, die aan de bepaling ten grondslag liggen. Gekozen is voor een heel wat minder ambi tieuze opzet. De precisie van het puntenveld wordt beschreven met een vervangingsmatrix, waarvan alleen de elementen op de hoofddiagonaal ongelijk zijn aan nul. De precisie van een punt wordt dan aangegeven door een cirkelvormige standaardellips met straal d, cm, waarbij dt cm)2 cl l (km) c0 Neemt men voor c, en c0, 9 en 0.45, respectievelijk 36 en 1.80 dan krijgt men de formules uit de HTW ([5]), die gelden voor gebied 1, respectievelijk ge bied 2 en 3. Ten behoeve van het systeem Detail meting 76 werd voor cj de waarde 36 gekozen. Aan c0 werd geen discrete waarde toegekend, maar c0 werd gelijkgesteld aan de idealisatienauwkeurigheid 11 van het betreffende punt. Voor werd voor het gehele gebied een waarde gekozen van 60 m. De hierboven vermelde formule wordt dan: De idealisatienauwkeurigheid moet door de ge bruiker van het systeem worden opgegeven door middel van een codegetal, het kenmerk, dat ont leend kan worden aan de tabel in fig. 2. Het pro gramma rekent met discrete waarden, en wel met de getallen 1, 3, 7 en 15 voor respectievelijk de ken merken 1 t/m 4. 3.3 Precisie van de waarnemingen Bij de vaste en de vrije standplaats en bij de vrije meetlijn wordt via de variantie van de waarnemingen rekening gehouden met de precisie van de aan- sluitingspunten, op een zelfde wijze als bij de ver effening van een Snelliuspunt (vgl. HTW). Bij bijvoor beeld de vrije meetlijn wordt daarnaast nog rekening gehouden met de precisie van de meting in de meet lijn, de meting van de lengte van de loodlijn, de precisie waarmee de loodlijn genomen kan worden en de precisie van het inrichten van het voetpunt van de loodlijn. Dat resulteert dan in de volgende formules voor de varianties van respectievelijk de voetpuntsmaat en de lengte van de loodlijn: (ax. cm)2 3.7 2(üf cm)220(y, hm)2 (ay. cm)2 2.72(31 cm)2 5(+; hm)2 2|+i hm| 4 Toetsmethodiek De toetsing geschiedt met behulp van zgn. «'-groot heden (zie [1]), die bij een vereffening berekend worden uit: Pu De toets wordt nu uitgevoerd door te testen of: l-ëil VFi-«o: 1,00 x^ei tolerantie Voor de betekening van de tolerantie moest een keuze worden gedaan voor a0. Deze keuze is ge baseerd op de aanname, dat bij de vrije standplaats in de meeste gevallen vier aansluitingspunten zullen voorkomen. Als men in dit geval zou toetsen op basis van de eerste identiteit: F F dan zou men, zoals gebruikelijk is, kiezen voor a 0.05. Bij aanname van een onderscheidingsver mogen van /i0 0.80, ligt in dit geval b 4) de para meter X van de niet-centrische F-verdeling vast. A0 2{a0,0.80, l,oo} 2(0.05,0.80,4, oo} 11.8 Hieruit volgt dat: a0 0.009 en 2-61 De toleranties worden dan berekend met: tolerantie 2.61 xct,. fig. 2 kenmerk idealisatie nauwkeurigheid betekenis voorbeeld 1 0 2 cm zeer goed buis, grens steen, hoek huis 2 2 5 cm goed hek 3 5 10 cm matig heg, goede sloot, greppel 4 T1, 10 cm slecht sloot (dL cm)2 2.2 (3 cm)2 Vf/ V^l-ao; l.oo °fwe,; F 4,co 1 a;4oo fc i 70 ngt 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 16