!/üV 1 \Ta) B Wordt de tolerantie overschreden, dan wordt dat in een signaallijst gemeld. Is deze overschrijding zeer ernstig, en dat wordt als zodanig beschouwd als: 8,| >4x tolerantie, dan wordt die waarneming verworpen, waarbij de grootste tv-waarde behoort, dus waarbij een modelfout het meest waarschijnlijk is. Bij de vrije standplaats en de vrije meetlijn resul teert dat echter steeds in de verwerping van twee bij elkaar horende waarnemingen. De keuze van a0 en p0 beinvloedt de grootte van de te berekenen toleranties en bepaalt daarmee wat wel en wat niet door de toets gesignaleerd zal wor den. Wordt er veel verworpen, dan zal dit leiden tot een groot aantal over te meten waarnemingen. Bij een minder scherpe toets en dus bij minder over schrijdingen zal dat aantal afnemen. Het aantal on ontdekte fouten neemt dan echter toe met alle con sequenties van dien. Men heeft hier feitelijk te maken met een optimaliseringsprobleem, dat echter niet zo eenvoudig zal zijn op te lossen. Bij de rechthoekige polygoon, de controlemaat, de collineariteit en de middeling van coördinaten ge beurt de toetsing op dezelfde wijze, met dien ver stande, dat de ir-grootheid wordt berekend uit: w waarin f, de optredende sluitfout is. afi De tolerantie wordt dan berekend met: tolerantie JF1 xafi =2.61 af[ Dat leidt bij bijvoorbeeld de toets op de collineari teit van drie punten (zie fig. 3) tot de volgende formule: tolerantie 2.61 '(2.2 cl (2.2 dj) 2.7 2d2B 0.0005c2 +0.02|c|} cm In deze formule wordt cl uitgedrukt in cm, de overige grootheden in m. Om een indruk te krijgen van de grootte van de bij de collineariteitscontrole optredende toleranties is voor een aantal gevallen, waarbij de punten ver schillende idealisatienauwkeurigheden bezitten, de tolerantie berekend (zie fig. 4). p B A 5 Interne en externe betrouwbaarheid bij de vrije standplaats Zijn de correcties kleiner dan de toleranties, dan worden door het systeem geen fouten gesignaleerd. Zo kunnen dus bij bijvoorbeeld de vrije standplaats öf waarnemingen naar een aansluitingspunt öf de coördinaten van een aansluitingspunt foutief zijn, zonder dat de gebruiker daar iets van merkt (interne betrouwbaarheid). Het gevolg daarvan is, dat men foutieve coördinaten krijgt voor de via de vrije standplaats opgemeten detailpunten (externe be trouwbaarheid). Kiest men als uitgangspunt, dat de verkregen coördinaten een zekere mate van be trouwbaarheid moeten bezitten, dan dient men de meting zodanig op te zetten, dat de invloed van onontdekte fouten, met het oog op die betrouw baarheid, aanvaardbaar is. Wil men dit bereiken, dan zal men moeten kunnen beschikken over een voudig te hanteren verkenningsregels. Ten behoeve van de vrije standplaats is een poging gedaan dergelijke regels op te stellen. Daartoe werd in eerste instantie een onderzoek ingesteld naar de interne betrouwbaarheid. Voor verschillende situa ties werden de grenswaarden beiekend, d.w.z. de modelfouten, waarvan de toets met in dit geval de onbetrouwbaarheidsdrempel a0 0.009 met een kans po 0.80 de aanwezigheid aantoont. In fig. 5 zijn voor een aantal gevallen de grenswaarden aan gegeven. Het blijkt, dat naarmate de aansluitings- punten regelmatiger verdeeld zijn over de horizon de waarnemingen meer gelijkmatig gecontroleerd zijn en dat, zoals te verwachten was, de waar nemingen beter gecontroleerd zijn bij een toe nemend aantal aansluitingspunten. Zijn in de ge vallen van fig. 5 bij de meting van richting en af stand geen fouten gemaakt, dan kan men stellen dat in de ideale situatie (gelijkmatige spreiding 25 m 75 m fig. 3 - ao 1oo kenmerk tolerantie 1 1 1 6.8 cm 1 1 4 11.9 cm 4 1 1 30.1 cm 1 4 1 55.7 cm 4 4 4 63.6 cm fig. 4 ngt 77 71

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 17