NOTA LANDELIJKE GEBIEDEN VERSCHENEN Op 11 maart 1977 heeft de minister van volkshuisvesting en ruimtelijke ordening deel a van het derde deel van de Derde Nota over de ruimtelijke ordening aan de Tweede Kamer aan geboden. Deze nota is voorbereid in nauwe samenwerking met de minister van landbouw en visserij en de staatssecre taris van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. Dezen hebben daartoe onder meer bouwstenen geleverd in de vorm van structuurvisies, die binnenkort gepubliceerd zullen worden. De Nota heet kortweg de Nota landelijke gebieden en gaat vergezeld van de structuurschets voor de landelijke gebieden. Deel a van de Nota landelijke gebieden bevat de beleidsvoor nemens van de regering ever de inrichting, de ontwikkeling en het beheer van de landelijke gebieden. De Nota landelijke gebieden volgt, evenals de andere delen van de Derde Nota over de ruimtelijke ordening, de proce dure van de planologische kernbeslissing. Samenleving en parlement zullen zich ook nu weer kunnen uitspreken over de beleidsvoornemens, voordat er beslissingen vallen. De Nota wordt vanaf 22 april ter visie gelegd in alle pro vincie- en gemeentehuizen en in alle bibliotheken. Er zal ook een populaire brochure over de Nota beschikbaar komen. Eind mei en begin juni zullen er in het hele land voorlichtings bijeenkomsten worden gehouden. Er zullen discussie- en inspraakgroepen gevormd worden. De mogelijkheid tot in spreken loopt tot 15 november 1977. De Nota gaat over de ontwikkelingen in de landelijke ge deelten van ons land, voorzover deze ontwikkelingen van belang zijn voor de bestemming en het gebruik van de grond. Landbouw, bosbouw, natuur en landschap, recreatie, wonen, verkeer en andere functies leggen allemaal beslag op de grond, ook in het landelijke gebied. De regering geeft in de Nota landelijke gebieden aan hoe zij de steeds klemmender vraagstukken in deze gebieden wil oplossen. Eerst worden de problemen en de mogelijkheden voor oplossingen uitvoerig beschreven. De belangrijkste vraagstukken betreffen - het toenemende ruimtebeslag voor stedelijke doeleinden, waardoor de landbouw, het landschap en de natuur steeds meer in het gedrang komen - de spanning tussen de ontwikkeling van de landbouw ten opzichte van natuur en landschap; - de leefomstandigheden van de plattelandsbevolking. Zonering Voor de uitwerking van haar beleid onderscheidt de regering vijf categorieën van gebieden: Gebieden met als hoofdfunctie landbouw Deze gebieden zijn vooral te vinden in het zuidwesten van ons land, het noorden van Noord-Holland, het westen van het Midden-Randstadgebied, de IJsselmeerpolders, het noor den van Friesland, Groningen en de Gronings-Drentse veen- kolonieën. Voor deze gebieden, waar de inrichting steeds vrijwel uilsluitend is afgestemd op de agrarische produktie, legt de regering het accent op een ontwikkeling gebaseerd op scheiding van functies. Deze keuze wordt ingegeven door de behoefte de landbouw op de best mogelijke wijze te ont wikkelen. Door deze keuze zal bijvoorbeeld de aanwezigheid van na tuurgebied niet belemmerend werken op de landbouw, terwijl het natuurgebied zelf van de ontwikkeling van de landbouw geen last zal ondervinden. In enkele gebieden zal evenwel ge kozen worden voor verweving van de activiteiten. Dit be treft dan terreinen waar uit oogpunt van natuur en landschap belangrijke waarden te vinden zijn. Gebieden met afwisselend landbouw en andere functies in grotere ruimtelijke eenheden Deze gtbieden zijn vooral te vinden in het Rivierengebied, het hierop aansluitend oostelijk gedeelte van het Midden- Randstadgebied, de Gelderse Vallei, de Randmeerkust en het Merengebied van Friesland. Ook het akkerbouwgebied ten oosten van Zwclle en ten zuiden en zuidoosten van Hoogeveen kent deze opbouw in grotere ruimtelijke een heden. Ook in deze gebieden legt de regering het accent op een ontwikkeling gebaseerd op scheiding van verschillende functies maar met beperkingen. De beperkingen hebben be trekking op gebieden waar landbouw en natuur sterk in elkaar overlopen. De keuze houdt in, dat er in deze gebieden - naast delen waar de landbouw de meest gunstige ontplooi ingskansen krijgt - delen zijn waar andere functies het be langrijkst zijn. Gebieden met afwisselend landbouw, natuur en andere functies, in kleinere ruimtelijke eenheden In deze gebieden bestaal van oudsher een fijnmazige en sterk vervlechten structuur. Overheersende functies zijn niet goed aan te wijzen. Deze gebieden zijn vooral te vinden in het oosten en zuiden van Brabant, in Limburg, in het zuidoosten van Friesland en Drenthe en in Overijssel en Gelderland. Voor deze gebieden streeft de regering naar ontwikkeling en behoud van een stabiele en veelzijdige structuur [verweving van functies]. Landbouw en recreatie krijgen beide in deze gebieden mogelijkheden voor ontwikkeling. In deze gebieden zal ook het natuur- en landschapsbeheer een belangrijke rol spelen. Sommige delen van deze gebieden zijn uit het oog punt van natuur en landschap zo waardevol dat beperkingen moeten worden opgelegd aan de stedelijke druk en aan het gebruik van de intensieve recreatie, of aan het gebruik door de landbouw. Gebieden met als hoofdfunctie natuur Deze gebieden zijn de Waddeneilanden, de duinen, de Utrechtse heuvelrug en de Veluwe. Voor deze gebieden legt de regering het accent op scheiding van functies. Deze keuze is ingegeven door de overweging, de natuur op de best moge lijke wijze te ontwikkelen. Er zullen dan ook aan andere functies dan de natuur beperkingen moeten worden opge legd. Dat geldl zowel voor stedelijke activiteiten als voor recreatie. In enkele delen van deze gebieden zal worden ge kozen voor verweving van activiteiten. Dat geschiedt dan, waar landbouw en recreatie kunnen worden ontwikkeld bin nen de grenzen die uit een oogpunt van natuur en landschap kunnen worden gesteld. Gebieden binnen de stedelijke invloedssfeer Dit zijn gebieden in de Randstad, rond de steden in Brabant, Zuid-Limburg en Twenthe, en rond Groningen, Zwolle, Arnhem en Nijmegen. Voor deze gebieden kiest de regering een ontwikkeling gebaseerd op verweving van functies. De inrichtingsfilosofie voor deze gebieden sluit goed aan bij de beleidskeuze uit de Verstedelijkingsnota, dat wil zeggen veel recreatiemogelijkheden en beperking van de groei van de mobiliteit. Centrale open ruimte De centrale open ruimte bestaat uit: het middengebied van de Randstad; het Rivierengebied; het Midden-Deltagebied en de Peel; Schermer en Beemster; Gelderse Vallei en Veluwe; het Zuid-Limburgse Heuvelland en het Nederlandse deel van het Benelux-Middengebied, zoals in de Verstedelijkingsnota is uiteengezet. De Nota landelijke gebieden geeft aan hoe het ruimtelijke beleid voor deze gebieden is uitgewerkt. In het middengebied van de Randstad is het westelijke deel aangewezen als gebied met als hoofdfunctie landbouw en het ngt 77 79

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 25