- Toran maakt gebruik van ongesynchroniseerde zenders. Een vast opgestelde ontvanger (monitor) in het werkgebied bepaalt welke de tijdstippen van uitzending moeten zijn geweest, en geeft deze door aan de scheepsontvanger. Eventuele ver schillen in voortplantingssnelheid van de golven worden eveneens door de monitor gedetecteerd en doorgegeven aan de boordeenheid. Hierdoor wordt de nauwkeurigheid verhoogd. Fase-systemen worden alleen nog gebruikt wanneer de nadelen (nachteffecten, beperkte nauwkeurig heid) minder zwaar wegen dan de noodzaak van een groot bereik. 3.2.2 Puls-systemen Deze systemen werken op een golflengte van enige centimeters (3-10 GHz). Hierdoor is het bereik be perkt tot de radarhorizon (line of sight). Doordat de signalen het aardoppervlak minder goed volgen zijn de invloeden van de voortplantingssnelheid ten ge volge van wisselende bodemgesteldheid geringer dan bij fase-systemen. De bereikte nauwkeurigheden zijn 2-10 meter. Bij een pulssysteem worden de zender en ontvanger aan boord geplaatst. De looptijd van de pulsen naar twee of meer bakens aan de wal wordt gemeten (range-range-systeem). Door middel van time sharing kunnen meerdere gebruikers van het systeem gebruik maken. Ook bij de puls-systemen zijn vele varianten moge lijk: - Trisponder, maximaal 4 walbakens, frequentie 9 GHz. - Motorola Mini Ranger III - maximaal 16 wal bakens, frequentie 5 GHz - Artemis, hierbij worden scheeps- en walantenne nauwkeurig op elkaar gericht gehouden. Hier door kan één afstand worden gemeten, en door de gerichte antenne aan de wal, ook de hoek naar het vaartuig. Slechts één gebruiker mogelijk; boven dien is ook slechts één walstation nodig. - Syledis; dit systeem kan door vernieuwde tech nieken gebruikt worden tot ver over de radar horizon. (maximaal 150 km). De gebruikte frequentie is 450 MHz. Door de zender aan de wal te plaatsen kan het systeem ook hyperbolisch functioneren. - Pulse 8; deze werkt op een frequentie van 100 KHz. Dit levert de mogelijkheid tot een groot be reik, dat echter weer ten koste gaat van de nauw keurigheid. 3.2.3 Gebruik De gegevens, verstrekt door een elektronisch plaats bepalingssysteem zijn geschikt te maken voor in voering in een computer, waardoor registratie en verwerking geautomatiseerd kunnen verlopen. Zo wordt in de volgende gevallen gebruik gemaakt van elektronische plaatsbepalingsapparatuur, ge koppeld aan een calculator of verwerkingssysteem - voor het laten varen van een hopperzuiger langs een voorgeschreven lijn. De afwijkingen van de lijn worden op een plotter of links-rechts-aan- wijzer weergegeven. - tijdens het peilen wordt de positie van de peil vlet op een plotter weergegeven. Positie en dieptege- gevens worden op magnetic-tape opgeborgen voor latere verwerking aan de wal tot dieptekaar- ten, dwarsprofielen, hoeveelheidsberekeningen (bijv. Decca Autocarta, Stevin Interplot) - positiebepaling van tunnelelementen tijdens het transport. De positie van de ontvangstantenne wordt bepaald, en samen met de koersbepaling via een gyrokompas wordt de ligging van het ele ment met regelmatige intervallen op een plotter weergegeven. 3.3 Akoestische plaatsbepaling Een akoestisch plaatsbepalingssysteem meet af standen onder water bestaat uit een zender en een aantal op de zeebodem geplaatste transponders (kastjes die het uitgezonden signaal ontvangen, en weer terugzenden). Het uitgezonden signaal wordt door ieder van de transponders ontvangen en op een andere frequentie weer uitgezonden. De looptijd is bepalend voor de afstand tot de transponders. Een probleem vormen de wisselende temperatuur en ngt 77 Fig. 2. Plot van de transportroute van een element van de Drechttunnel, op de Oude Maas. 87

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 7