dingsmuur, sloot, raster e.d. Op deze wijze kan
toch een zo goed mogelijk gebruik gemaakt worden
van de inhoud van het hermetingsveldwerk, daar
naast kan dit veldwerk gebruikt worden om de
aanvullende metingen eenvoudig te verwerken. De
aanvullende metingen zijn in het algemeen beperkt
en eenvoudig, alleen in uitzonderlijke situaties wor
den deze metingen in de grondslag verricht.
Voor het verwerken van de naverkenning op de
kaart geldt hetzelfde als onder 6.2 opgemerkt, in
dien de kadastrale grenzen niet zijn afgebeeld. Is
dit wel het geval en is bovendien de kaart voorzien
van een graveerlaag waardoor in een dicht lijnen-
beeld geen lijnen verwijderd kunnen worden, dan
is de verwerking zeer moeilijk, tijdrovend en het is
dan onverantwoord de verwerking van de naver
kenning en het graveren door verschillende per
sonen te laten uitvoeren.
Evenals voor de situatie onder 6.2 is ook hier de
relatieve nauwkeurigheid van de kadastrale be
bouwing en de fotogrammetrische kaartering in
teressant. Deze blijkt verrassend goed te zijn. Na een
voorzichtige start waarin veel meetgegevens zijn
verzameld om inzicht te verkrijgen in deze proble
matiek kon in de naverkenning het accent verlengd
worden naar in eerste instantie een visuele controle
(verlengde van een gevel, knikpunten, overgroeiing
van een verharding, etc.). Ook hier is weer een
goed inzicht van de landmeter een vereiste.
6.4 Landelijk gebied
De fotogrammetrische kaartering is uitgevoerd op
schaal 1:2000, de naverkenning gebeurt op een ge
monteerde kaart in G.B.K.N.-indeling eveneens op
deze schaal.
Gegraveerd wordt op vergrote kaarten schaal
11000. In eerste instantie zijn de kaarten op schaal
1:2000 gegraveerd, gebleken is echter dat op deze
wijze de af te leveren kaart schaal 11000 karto-
grafisch niet acceptabel is, bovendien veel tijd ver
gend voor de graveur in situaties met veel details.
De schaal 1:2000 voor de naverkenning is eveneens
minder gewenst. De interpretatie van de kaart is in
situaties met details moeizaam en kost dienten
gevolge veel tijd. Indien meetgegevens niet bewaard
behoeven te blijven, moet men de tijd voor het
schetsen van de terreinsituatie zoveel mogelijk be
perken. Bij de hier in het algemeen eenvoudige
metingen, niet in de grondslag, verdient een notatie
op de kaart de voorkeur. De kaart 1:2000 biedt
hiervoor te weinig ruimte. Deze opmerking dient
wel gezien te worden in het kader van de situatie
zoals hier gegeven. Op grond van een ruime erva
ring in de naverkenning van landelijk gebied kan
de conclusie worden getrokken dat de opname-
schaal 1:8000 leidt tot een grote inspanning bij
de naverkenning. Ook indien de fotogrammetrische
uitwerking goed is, er is soms een groot verschil in
kwaliteit, moet veel topografie bijgemeten worden
bij bebouwing en vergt de naverkenning van wegen
met bermsloten te veel tijd door te uitvoerige terres-
trische metingen.
In de naverkenning wordt in het bijzonder aandacht
besteed aan bermsloten. Daar de berm voor leiding
beheerders van groot belang is komt hier een ty
pische eigenschap van de fotogrammetrie naar
voren. Afgebeeld dient te worden de insteek of het
midden van de sloot. De fotogrammetrie geeft in
dien de overgang van berm naar sloot niet scherp
is een te brede sloot en daardoor een smallere berm.
Door vóórverkenning wordt getracht in volgende
projecten tot een meer doelgericht fotogramme
trische uittekening te komen.
De nadruk van de naverkenning in landelijk gebied
ligt op de bebouwing. De verspreide bebouwing
wordt niet in de grondslag gemeten. Van de ge
bouwen worden de noklijnen, dakverstekken en
eigen maten gemeten. Twee of meerdere verlengden
van gevels worden doorgemeten naar omringende
topografie, dicht bij elkaar gelegen gebouwen wor
den onderling verbonden. De verspreide bebouwing
wordt op de bleekkopie gebracht door een zelf
standige kaartering in te passen in de fotogramme
trische uitwerking van bebouwing en topografie en
vervolgens te kopiëren. Indien werkplans II be
schikbaar zijn van een ruilverkaveling dan worden
hiervan de gebouwen en zo mogelijk topografie
overgenomen.
Het project Het Bildt wordt in het zuiden bedekt
door de ruilverkaveling „Berlikum". De werkplans
II zijn hier fotogrammetrisch vervaardigd, de foto-
vlucht is in 1970 uitgevoerd. Evenmin als bij het ge-
108
ngt 77