geving met elk van de andere genoemde verschijn
selen wat nader ingaan, dus achtereenvolgens de
horizontale en verticale coördinatie van bestuur, de
ontwikkeling van het complementair bestuur en de
bestuurlijke reorganisatie. Om te beginnen dus:
3 Horizontale en verticale coördinatie van bestuur
Horizontale coördinatie tussen departementen on
derling en verticale coördinatie tussen departemen
ten en lagere lichamen zijn beide zaken die voort
vloeien uit de behoefte om van overheidswege gehele
maatschappelijke ontwikkelingen te kunnen sturen.
Immers, ieder departement behartigt slechts be
paalde concrete belangen en dan bovendien nog zo,
dat daarbij als regel ook medewerking van lagere
lichamen vereist is. Aangezien nu maatschappelijke
ontwikkelingen, bijv. verstedelijking van ons land,
hele complexen van belangen bestrijken, vraagt het
beleid van de overheid te dien aanzien ook om een
gecoördineerde aanpak, zowel in horizontale als in
verticale zin.
Nu is een dergelijke coördinatie van bestuur ener
zijds in organisatorisch en anderzijds in procedureel
opzicht noodzakelijk. De Rijksplanologische Com
missie en de Provinciale Planologische Commissie
zijn beide coördinatie-organen, de een voor de hori
zontale coördinatie op rijksniveau en de ander voor
horizontale coördinatie op provinciaal niveau en
voor de verticale coördinatie tussen Rijk en Pro
vincie. De in het Ontwerp-Wet op de Stadsver
nieuwing voorkomende Coördinatiecommissie
Stadsvernieuwing en de door de RARO bepleite
provinciale stadsvernieuwingscommissie zijn soort
gelijke voorbeelden die nog met andere te vermeer
deren zijn.
Een enkele maal draagt een dergelijke coördinatie
commissie zelfs het karakter van een zelfstandig
bestuursorgaan, zoals de Centrale Cultuurtech
nische Commissie, straks de Centrale Landinrich
tingscommissie. Uit deze voorbeelden is al duidelijk
dat horizontale en verticale coördinatie-organen,
zelfs als zij slechts een adviserende taak hebben,
een wettelijke grondslag nodig hebben. De Wet op
de Ruimtelijke Ordening en de Wet op de Stads
vernieuwing zijn dan ook typische coördinatie-
wetten, betrekking als zij hebben op hele complexen
van belangen. Voor andere multisectorale inrich-
tings- en beheerswetgeving geldt hetzelfde.
Al deze wetten geven ook duidelijke voorbeelden te
zien van procedurele coördinatienl. via besluit
vormingsprocedures. Vooral de planningsproce
dures trekken daarbij de aandacht. Het plan is een
coördinatie-instrument bij uitstek en coördinatie
van wetgeving is in mijn gedachtengang dan ook
voor een heel groot deel opbouw van planningswet
geving. De ontwikkeling van het systeem van struc
tuurschetsen en -schema's als unieke vorm van hori
zontale coördinatie op rijksniveau, ofschoon aan
vankelijk buitenwettelijk, is tegelijk fase 1 van de
coördinatie van wetgeving. Met name de structuur
schema's zullen een koppelingsmechanisme gaan
vormen, wat de lange termijn-planning betreft tussen
de Wet Ruimtelijke Ordening en de inrichtings- en
beheerswetgeving. Fase 2 heeft betrekking op de
operationele gebiedsaanwijzing als een dergelijke
koppeling op de middellange termijn. Ik kom daar
op terug, omdat het tegelijk een complementaire
bestuursvorm is. Concluderend zou ik willen stellen
dat coördinatie van wetgeving en horizontale en
verticale coördinatie van bestuur in wezen aspecten
zijn van dezelfde zaak. Of liever: het eerste is een
voorwaarde voor het tweede.
4 Ontwikkeling complementair bestuur
Groot zal ook de betekenis van de coördinatie van
wetgeving kunnen zijn voor de ontwikkeling van
het complementair bestuur. We leven snel, want in de
tijd dat het rapport van het Instituut voor Bouw
recht in voorbereiding was, bestond deze term nog
niet en was ook het begrip nog niet uitgevonden.
Toch waren wij toen, zonder het te weten, al bezig
met het ontwikkelen van complementaire bestuurs
vormen. Eén ervan noemde ik al: de operationele
gebiedsaanwijzing. Een andere die ik hier wil be
spreken is in het rapport in de kiem blijven steken,
nl. de coördinatie van vergunningenprocedures.
Beide voorbeelden voldoen aan de omschrijving van
het begrip complementair bestuur, nl. gezamenlijke
vervulling van bestuurstaken door departementen
en/of lagere lichamen. In feite hangt dit weer samen
met de eerder aangeduide functieverbreding en -ver-
dieping van het openbaar bestuur.
ngt 77
116