Alvorens de beide voorbeelden in het kort te be spreken, wil ik eerst iets zeggen over wat men de oer vorm van het complementair bestuur zou kunnen noemen, het basisakkoord. De RARO heeft het er niet bij laten zitten, toen de Regering na aanvanke lijke bijval in de Oriënteringsnota het weer liet afweten in de Verstedelijkingsnota, wat deze figuur betrof. In zijn advies over de laatstgenoemde nota werkt de Raad de basisakkoord-gedachte verder uit en wel in tweeërlei zin. Enerzijds in de richting van een wettelijk te regelen bestuursovereenkomst, waarbij over de bindende kracht, de bevoegdheid, de sancties, de financiële gevolgen en het toezicht een aantal behartigenswaardige opmerkingen wor den gemaakt. De tweede uitwerking betreft een ge zamenlijke besluitvormingsprocedure van departe menten en lagere lichamen op wettelijke basis, nl. de operationele gebiedsaanwijzing, kern van een door de Raad bepleite Stadsinrichtingswet als in strumentele follow-up van de Verstedelijkingsnota. Voordeel van deze constructie waaraan even goed het overeenstemmingsvereiste ten grondslag ligt, boven de overeenkomst-constructie, is m.i. dat hier de akkoord-gedachte wordt ingebouwd in de wette lijke besluitvormingsprocedure in plaats van daar los van te staan. Het bereik ervan wordt daardoor belangrijk vergroot. Dat zien we het beste bij de operationele gebieds aanwijzing. In belang overtreft deze uitvinding verre die van de negatieve ontwikkelingsschade, hoewel ik niet verwacht en ook niet hoop dat zij ooit een kabinet ten val zal brengen of schade zal toebrengen aan de partijpolitieke verhoudingen. Bij uitstek is het de koppeling tussen de bestemming enerzijds en inrichting of beheer anderzijds, nl. een planologisch en financieel principebesluit omtrent inrichting of beheer van een bepaald gebied conform een bepaalde bestemming. Dit laatste impliceert tevens een terug koppeling in de zin van, zo nodig, gelijktijdige aan passing van het ruimtelijke plan dat de basis van de gebiedsaanwijzing moet vormen. En daarbij komt dan meteen haar complementaire karakter naar voren. Want ongeacht op welk bestuursniveau de gebiedsaanwijzing van start gaat, steeds werkt zij door de drie bestuurslagen. Een fraai voorbeeld van een gemeentelijke gebiedsaanwijzing levert het wets ontwerp op de Stadsvernieuwing op, waarbij de provincie vanwege het planologisch en financieel toezicht en het Rijk vanwege de financiering hun medewerking moeten geven. De gebiedsaanwijzing op rijksniveau, uitvoerig uitgewerkt in het RARO- advies over de planologische besluitvorming, levert het omgekeerde beeld op: een beslissing van rijks wege, bijv. een tracébepaling, waaraan provincie en gemeente in verband met streek- en bestemmings plan en vergunningen moeten meewerken. Het over eenstemmingsvereiste moet hier doorbroken kun nen worden via een beslissing op het naasthogere niveau, waarbij bijv. G.S. in de plaats van een ge meentebestuur kunnen treden. In de Woonwagen- wet en de Reconstructiewet Midden-Delfland wordt deze constructie al min of meer gevolgd, waarbij overigens de eerstgenoemde wet een voorbeeld op levert van een provinciale gebiedsaanwijzing, nl. van woonwagencentra. Voor de coördinatie van vergunningsprocedures kent het rapport van het Instituut voor Bouwrecht nog geen complementaire vorm. Er worden alleen een aantal mogelijkheden aangegeven, zoals synchroni satie, concentratie en integratie. Houden de beide laatstgenoemde mogelijkheden de noodzaak in van overdracht van bevoegdheden aan het orgaan waar de vergunningverlening voor één en dezelfde be drijfsvestiging wordt geconcentreerd of geïntegreerd, bij een complementaire vorm zou dat niet nodig zijn. De wetgever zou de verschillende vergunning verlenende bevoegdheden kunnen laten waar zij zijn, maar wèl moeten bepalen dat zij in één ge zamenlijke besluitvormingsprocedure worden uit geoefend. Tevens zou daarbij een inhoudelijke co ördinatie moeten worden mogelijk gemaakt in de vorm van onderlinge afstemming van vergunnings voorwaarden, waarvoor overschrijding van de sec torale bevoegdheidsgrenzen noodzakelijk kan blij ken. Wat ik hier voorstel gaat zowel procedureel als materieel aanmerkelijk verder dan wat het Ontwerp Wet algemene bepalingen milieuhygiëne inzake de coördinatie van vergunningen inhoudt. Ook hier zal trouwens een conflictoplossing in de zin van vergunningsverlening door het hogere niveau moe ten worden opgebouwd. Ik kom nu tot de ngt 77 117

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 23