wordt een tijdschrijving per werkopdracht uitge
voerd, bijv. voor proeven en waar elke normstelling
nog ontbreekt.
Voor diverse activiteiten is een instructie gemaakt
met voorbeelden van situaties uit de praktijk. Een
controle op volledigheid van uitvoering wordt ver
kregen met checklisten.
De archivering moet gezien worden als een voor
lopige oplossing. Onderscheid wordt gemaakt voor
tussenprodukten en eindprodukten. Kaarten zijnde
tussenprodukten worden opgeborgen per deel
gebied, het eindprodukt per .v-coördinaat. Alle
soorten kaarten met eenzelfde bladnummer worden
bij elkaar opgeborgen. Het eindprodukt dat thans
nog in de provincie wordt gearchiveerd is een licht
druk. de minuutkaart (film) berust bij de F.D. Per
kaartblad 1:2000 is een mapje aangelegd voor archi
vering van te bewaren meetgegevens. De veldwerken
worden per kaartblad doorlopend genummerd en
aangegeven op een ingeplakt kaartje 110.000.
Bevat een veldwerk tevens kadastrale of ruilver-
kavelingsgegevens dan wordt dit op de gebruikelijke
wijze gearchiveerd, een fotokopie komt dan in het
genoemde mapje.
Alle projectgegevens, voorschriften, schema's, in
structies enz. zijn tenslotte geordend opgenomen in
een draaiboek.
5 Produktspecificatie
5.1 Algemeen
Als leidraad voor de produktspecificatie is gehan
teerd het eerder genoemde rapport van de Com
missie G.B.K.
Verschillende aspecten kunnen pas hard gemaakt
worden als bij de producent en afnemer alle con
sequenties bekend zijn. Voor Het Bildt betekent dit
dat de eerste kaarten anders zullen zijn dan de
laatste.
5.2 Nauwkeurigheid
Wel in een vroeg stadium, vóór de fotovlucht, moet
bekend zijn de gewenste nauwkeurigheid van de
kaart. Men mag de gewenste schaal niet zonder
meer koppelen aan de gewenste nauwkeurigheid.
De afnemers spraken zich in eerste instantie uit
voor een schaal 11000 van het gehele gebied met
dienovereenkomstige nauwkeurigheid. Het is duide
lijk dat bij hantering van dezelfde omschrijving van
nauwkeurigheid als de Commissie G.B.K. deze
wens niet reeël is voor landelijk gebied waar veel
moeilijk te identificeren objecten voorkomen (bijv.
sloten). Om zoveel mogelijk tegemoet te komen
aan de wens van de afnemers, die mede gebaseerd
is op de behoefte aan ruimte in de kaart waar be
bouwing voorkomt en aan éénduidigheid in schaal
i.v.m. aansluitingen, is gekozen voor vervaardiging
van de kaart voor bebouwd gebied op schaal
1:1000, en voor landelijk gebied voor vergroting
van schaal 1:2000 naar 11000. Van de kaart 11000
van bebouwd gebied worden daarnaast nog vergro
tingen 1:500 gemaakt voor het P.E.B. De aldus
overeengekomen kaartschalen voor vervaardiging
komen overeen met de wensen van het Kadaster
voor kadastrale bijbladen van bebouwd gebied en
werkplans II voor de ruilverkaveling.
5.3 Inhoud
De door de Commissie G.B.K. voorgestelde inhoud
is tot in details uitgewerkt. Na veelvuldig overleg
en terreinbezoek met de afnemers is tot overeen
stemming gekomen.
ngt 77
102
Voor de inhoudsomschrijving is aangehouden de volgorde
zoals weergegeven in het rapport van de commissie G.B.K.,
hoofdstuk 4, punt 7.
Begrenzingen van wegen, kanten van wegverharding.
Kanten van de verharding: kant van de weg, vluchtheuvel,
oprit, fietspad, trottoir enz. Aangegeven de overgang van de
2 onderscheiden soorten verhardingen.
Fotogrammetrie: uittekenen midden-wegstrepen.
Opritten: alleen weergeven als er sprake is van een duidelijke
verharding, zoals een oprit naar een boerenerf of door een
dam (i.h.b. asfalt, beton). Voor opritten in bebouwd gebied
meer selectief te werk gaan.
Opritten weergeven tot door de bermsloot of andere afschei
ding.
Toegangspaden: alleen als zij een duidelijke functie hebben
voor het verkeer, niet zijnde voet- of fietspaden.
Niet openbare wegen naar verspreide bebouwing: begrenzing
weergeven en eventueel de kanten van de verharding. Bestaat
de verharding uit een dikke puinlaag dan aanmerken als
moeilijk opbreekbaar. Dit soort toegangswegen komt veel
vuldig in dit object voor.
Symbolen: zie rapport commissie G.B.K.