Paneldiscussie Panelleden: prof. ir. W. Baarda (Technische Hogeschool Delft), prof. ir. G. J. Bruins (Technische Hogeschool Delft), ir. W. A. Claessen (Kadaster), prof. mr. P. de Haan (Tech nische Hogeschool Delft), dr. ir. M. Tienstra (Rijkswater staat), ir. L. van Zuijlen (Topografische Dienst). De paneldiscussie wordt ingeleid door Aardoom (voorzitter commissie wetenschapsbeoefening van de Afdeling Geodesie). Hij memoreert, dat de Afdeling Geodesie van de T.H. Delft de enige universitaire geodetische onderzoeksafdeling in Nederland is, die het hele vakgebied bestrijkt. Hij geeft een definitie van geodesie: In de eerste plaats houdt de geodesie zich bezig met de meetkundige beschrijving van de vorm van de aarde en van de ligging van punten op de aarde. Belangrijk acht hij de plaats van de wetenschap, i.v.m. de snelle instrumentele ontwikkeling, de maatschappelijke be zinning en de beperkte middelen. Panel-voorzitter Bruins vergelijkt zijn functie als voorzitter van het panel met die van een directeur van een klein hulp postkantoor: hij zal de ingestuurde brieven doorzenden. Vraag I (ir. W. A. van Gein) Mariene geodesie Moet de mariene geodesie en mede hierdoor de afstudeer richting zeegeodesie niet meer inhoud en een grotere reik wijdte krijgen? Enkele punten die tot deze vraagstelling heb ben geleid zijn a. Buiten de circa 30% continent en thans ook de ruimte satellieten is circa 70% van het aardoppervlak (zee) voor de geodeten nog vrijwel een gesloten boek. b. De nauwkeurigheden op zee zijn 100 a 1000 maal ge ringer dan te land. c. Grens- en oppervlaktebepaling op zee worden steeds be langrijker inclusief de (internationale) juridische aspecten. d. De F.I.G.-congressen: er zijn vele nederlandse deelnemers maar commissie 4 (hydrographic surveying) heeft nauwe lijks belangstelling. e. In de term ,,zee-geodesie" is het voorvoegsel ,,zee" vrijwel inhoudloos, c.q. een hobby-achtig verschijnsel. f. De geweldige vlucht der offshore industry. g. De nederlandse geodeten zullen binnen een aantal jaren zowel letterlijk als figuurlijk de boot gaan missen. Tienstra: Enerzijds ondersteunt hij het door Van Gein ge stelde, omdat ook hij van mening is, dat er op zee nog veel taken liggen te wachten. Anderzijds zwakt hij het wat af door erop te wijzen dat er al veel op zee wordt gedaan door niet- geodeten. De laatste jaren is de ontwikkeling op gang ge komen van de entree van geodeten in de „natte geodesie". De vraag is echter of daar speciaal een zeegeodeet voor moet worden opgeleid: hij is bang voor een te enge specialisatie. Hij stelt dat Rijkswaterstaat geen behoefte heeft aan een zee geodeet, maar wel aan een geodeet die zich in de zeegeodesie wil verdiepen. Baarda zegt dat het begrip „zeegeodesie" zijns inziens onge definieerd is. De ontwikkeling van een gedachtengang dient plaats te vinden in het kader van de „fysische geodesie". De natuurkundige kant vereist een stuk onderzoek, waar een goed begin mee gemaakt is. De Mttnck vindt de fysische kant eveneens belangrijk. Wat betreft het onderzoek noemt hij als probleem dat er bijvoor beeld geen geld is voor het laten varen van schepen. Daarom 134 zou men moeten samenwerken met bijvoorbeeld de water staat. Van Gein repliceert door te stellen, dat de geodeet vaak geen begrip heeft van wat er op zee gebeurt. Hij noemt als voor beeld dat hij meer kennis heeft van ruilverkaveling dan van het internationaal recht en van kaartprojecties. Hij pleit nogmaals voor wat meer aandacht voor de problemen van de zeegeodesie. De Haan reageert op het noemen van het internationale recht. Hij vraagt zich af of men dit niet ook zou moeten richten op de ontwikkelingslanden. Bij het doen van een keuze zal men te maken krijgen met een prioriteitenstelling. De voorzitter stelt nu voor om twee vragen gekoppeld te behandelen Vraag 2 (ir. E. C. C. Beneder-Blitz, ir. L. A. H. Boeije) Gemeentelijk grondbedrijf - Uitgaande van de definitie dat geodesie is: „verandering en bestudering van de relatie mens/grond"; - uitgaande van het feit dat een grondbedrijf (niet gedefini eerd als afdeling of als personeel, maar als een pakket van activiteiten) een van de belangrijkste plaatsen is waar de relatie mens/grond aan de orde is; - uitgaande van de noodzaak dat bij wetenschappelijk onder zoek maatschappelijk relevante onderwerpen best wel eens prioriteit mogen krijgen; - zou het dan geen tijd worden dat de Afdeling Geodesie, zijnde een van de weinige plaatsen waar wetenschappelijk onderzoek gedaan kan worden, aan het grondbedrijf hoge onderzoeksprioriteit gaat geven? Vraag 3 (ir. J. Dubbeld, ir. A. H. Kalt, ir. P. A. M. Vos) Gemeentelijk grondbedrijf a. Is het panel van mening dat er onderzoek nodig is verband houdend met het takenpakket van het gemeentelijk grond bedrijf? b. Zo ja, is het panel dan eveneens van mening dat, gelet op de plaats die de geodeten momenteel bij de grondbedrijven innemen, hier een belangrijke taak ligt voor de Afdeling der Geodesie? c. Moet dit laatste dan niet in ruimere mate zijn weerslag vinden in het studiepakket van die afdeling? De vragen worden voorgelezen door Beneder-Blitz respec tievelijk Dubbeld. Voorzitter memoreert op speelse wijze dat met betrekking tot dit soort kwesties door iedereen - van de Ministerraad tot en met het kleinste keuterboertje - advies gevraagd wordt aan De Haan, en geeft hem daarom het woord. De Haan is van mening dat grond belangrijk is. Hij vestigt de aandacht op het prioriteitsverschil in de definities van geodesie van Aardoom en Beneder-Blitz. Het is noodzakelijk dat er een planningskader wordt gevormd voor grondver werving, -verkaveling en -uitgifte. Hij ziet daar een taak voor de „planologische geodesie". Dit dient volgens hem hoge prioriteit te krijgen, en hij is dankbaar dat dit in de opleiding zo sterk naar voren komt. In de eindstudie schenkt men al projectgewijs aandacht aan de informatie-verzorging i.v.m. de planvorming. Claessen onderstreept de woorden van De Haan. Ook volgens hem is er behoefte aan een planningskader. Gezien de pro blematiek van de landinrichting en stadsinrichting die op het ngt 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 14