waarin geldt: s' schaalgetal in het hoofdpunt van de foto; s schaalgetal in een punt van de foto. Stel: AZ afstand tussen twee terreinpunten P en Q, Az afstand tussen de afbeeldingen van de punten P en Q op de foto (resp. p en q genoemd), AZ' afstand tussen de op het terrein afge beelde punten p en q na toepassing van een gelijkvormigheidstransformatie waarbij wordt aangehouden dat het schaalgetal gelijk is aan het schaalgetal s' in het hoofdpunt van de foto (ont- schranking dus niet uitgevoerd), AZ Az s en AZ' Az De richting van het lijnstuk PQ, uitgedrukt door de hoek a die PQ met de snijlijn van foto- en terreinvlak maakt, waarvoor de extreme waarde van het relatieve schaalverschil wordt bereikt, wordt ge vonden door de eerste afgeleide van As naar a gelijk te stellen aan 0. Zodat: - o or o da s' da da cis s^-t-Sj,)-sin2a 2sxSj,cosO-cos2a] 0 hierin zijn sx en sy schaalgetallen in het punt p in resp. x- en ^-richting, waarbij de j-as in het fotovlak loodrecht staat op de x-as, die weer evenwijdig is aan de snijlijn tussen foto- en terreinvlak. 0 is de hoek tussen de afbeeldingen aen b' in het terrein vlak, van a en b in het fotovlak, die evenwijdig lopen aan de x- resp. j>-as (zie fig. 1). Aan de bovenstaande vergelijking wordt voldaan wanneer a j are tg 2sxsy cos 0 L (s,2-^) n 90° (n 0,1,2,...) Als 0°<a<360°, zijn er vier waarden van a waar voor As extreme waarden bereikt. Aangetoond kan worden dat er twee maxima en twee minima zijn die onderling een hoek maken van 180° en loodrecht op elkaar staan. Ter afbeelding van het verloop van de relatieve schaalverschillen in lengte is binnen een cirkel met het hoofdpunt als middelpunt en een straal gelijk aan de afstand van het hoofdpunt tot een hoekpunt van de foto, een ruitennet gecreëerd. In ieder ruitpunt zijn de maximale en minimale waarden van As berekend en de hoek a waarvoor deze waarden worden bereikt. Fig. 2 is een op deze wijze verkregen figuur. Gekozen is hierbij voor een hellingshoek van het fotovlak van 3°. Het relatieve schaalverschil in de oppervlakte wordt op dezelfde wijze gedefinieerd als dat in de lengte: AS 1 S' S' waarin AS relatieve schaalverschil; S' schaal getal van de oppervlakte in het hoofdpunt van de foto (S' s'2); S schaalgetal van de oppervlakte in een punt van de foto. Een rechthoek in de foto met zijden d^en dxiseen afbeelding van een parallellogram in het terreinvlak met de zijden dA en dB. De oppervlakte van de rechthoek is O' dx-dj, die van het parallello gram is O d/4-dö-sin0 (zie fig. 1). Daar dA sx-dx en dB s},-d>> is O sxdxsy dysin 0. Hieruit volgt dat S O/Osxsy sin 0 a1-b2/ {b3y+ l)3. Op een lijn evenwijdig aan de x-as is S dus constant. Deze x-as is eerder gedefinieerd als een lijn evenwijdig aan de snijlijn van fotovlak en terreinvlak. De relatieve schaalverschillen in de oppervlakte zijn onafhankelijk van de x-waarden en hebben geen richting. In fig. 3 zijn enkele waarden uitgezet als lijnstukken loodrecht op de ^-richting. De grootste te verwachten waarden van de relatieve schaalverschillen in lengte en oppervlakte zijn, af hankelijk van de helling van de opname, weerge geven in tabel 2. Een hellingshoek van 1° is een kleine, 3° een gemiddelde en 5° een zeer grote, wei nig voorkomende, waarde. ac S'~S S Tabel 2. Grootste maximale waarden van de relatieve schaal verschillen (in in lengte (djmax) en oppervlakte (dSmax) Hellingshoek 1° Asmax ASmiix 2,4 3,6 7,7 11,4 13,5 20,2 ngt 77 153

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 11