pen gerichte opleiding. Landmeten kunnen ze ook, er zit landmeetkunde en fotogrammetrie in het studiepakket. Verder hebben ze door hun Wagening- se achtergrond waarschijnlijk wat meer zicht op de agrarische criteria die aan een landinrichtingsplan te stellen zijn. Moeten nu landbouwers het plan ontwerpen of landmeters? Aan het begin van deze eeuw werd daarover, getuige het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, uitvoerig gediscussieerd in ver band met de toen opkomende ruilverkaveling. De vraag is nog steeds actueel, nu met betrekking tot de landinrichting. Wij als geodeten kunnen het vasthouden van het potlood rechtvaardigen vanuit onze administra tieve en juridische achtergrond en onze ervaring (dit laatste kan niet gelden voor onervaren afstu deerders.) Cultuurtechnici hebben evenveel recht van spreken vanuit hun landbouwkundige achtergrond. Maar ik zou het verdrietig vinden als planologisch geodeten door welke oorzaak dan ook (te weinig besef van eigen identiteit, gehoor geven aan de op de vorige bladzijde afgedrukte adviezen van een cultuur technicus, eng landmeetkundig-kadastraal denken) zouden worden gedegradeerd tot aandrager van vastgoedgegevens, tot afwerker van door anderen ontworpen plannen. „Gedegradeerd" is eigenlijk niet het juiste woord, het zou kunnen inhouden dat ik de genoemde werkzaamheden als minderwaardig beschouw en dat is niet de bedoeling. Maar een ander woord om aan te duiden dat er iets boeiends wegvalt kan ik ook zo gauw niet vinden. Wat ik hier geschreven heb over de landinrichting, een vakgebied dat ik zo langzamerhand te goed ken, is waarschijnlijk ook te schrijven over het gebied van de stadsinrichting, in het bijzonder het gemeen telijk grondbedrijf. In het verslag van het congres over de wetenschapsbeoefening in de geodesie, af gedrukt in het vorige nummer van het NGT is er een aantal regels gewijd aan de hier geschetste pro blemen.13 Wat doen we eraan? De opleiding tot geodetisch ingenieur. Een oplei ding tot beschrijver, mij best, dan kunnen we alle vakken die criteria en kaders verschaffen voor ruimtelijk ontwerp en planning gevoeglijk schrap pen: grote delen van het recht, bodemkunde, cul tuurtechniek, landhuishoudkunde. Wat dan nog wel nodig is, is inzicht in de wijze waarop anderen met onze gegevens werken. En verder moeten we zorgen heel goed te worden in landmeetkundige, administratieve en kartografische technieken. Het laatste geldt evengoed voor een opleiding mede tot planologisch geodeet. Alleen komt er dan bij vaardigheid in het ruimtelijk ontwerpen en het sturen van ruimtelijke processen, en kennis van de criteria waaraan het ontworpene moet voldoen (dat is een enorm complex als we actief willen zijn zowel in de land- als de stadsinrichting). Dezelfde kennis heb je nodig voor de waardebepaling, omdat het ook hierbij gaat om toekomstig gebruik. Een probleem voor de opleiding is: kunnen we er ruimte voor vinden? Ik dacht het wel, wanneer de vakken maar zorgvuldiger op elkaar worden afgestemd dan nu het geval is. Een ander, nog moeilijker probleem is, of we met de huidige studentenaantallen dit vak gebied, en in feite elk geodetisch vakgebied, nog kunnen bestrijken. De geodesie is breder en com plexer geworden, de concurrentie sterker, maar het aantal studenten is niet toegenomen. ngt 77 GEODESIE 20NDEP. PLANOLOGISCHE GEODESIE KENNIS VAN HOE VA-STGOED- c,ec;evens WORDEN GEBRUIKT KENNIS VAN VASTLEG - METHODEN GEODESIE. MET PLANOLOGISCHE GEODESIE KENNI5 VAN RUIMTELIJKE ONTWERP EN PLANNINGS- METHODEN KENNIS VAN HOE de ruimte gebruikt WORDT KENNIS VAN VASTLEG- METHODEN 159

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 17