XVe FIG-congres - Hydrographic Surveying
Enkele indrukken en gedachten
ngt 77
W. A. VAN Getn
Het congres in Stockholm is alweer hoog en breed achter de
rug, de verbazing over soms zeer hoge prijzen wat gezakt en
allerlei indrukken enigszins verwerkt. De tijd breekt dan ook
aan om een soort balans op te maken van hetgeen in de vorm
van lezingen en papers werd gepresenteerd.
Alvorens Commissie 4 (Hydrographic Surveying) daad
werkelijk bijeen kwam, had ik de gelegenheid bij Commissie 3
te luisteren naar een tweetal lezingen van buitenstaanders
t.w. prof. Denman (U.K.) en dr. Obeng (Nigeria). Voor deze
laatste, als U.N.O.-medewerkster betrokken bij ontwikke
lingssamenwerking, was dit congres een eerste kennismaking
met de F.I.G., waarvan het bestaan haar onbekend was. Uit
beide voordrachten kwam duidelijk naar voren, dat het uit
gebreide terrein van de surveyor van wezenlijk belang is voor
de ontwikkeling van de Derde Wereld. Zij schatten het woord
„survey" op zijn juiste waarde door er meer dan één betekenis
aan toe te kennen; niet alleen opmeting maar ook: overzicht,
inspectie, onderzoek, expertise, kaartering. Geen specialist
met oogkleppen, maar iemand met een bredere kijk op de
voor hem opdoemende problemen. Het was ook in dit ver
band dat een beroep op de F.I.G. werd gedaan nauwe banden
aan te knopen met de U.N.O. en meer bekendheid te geven
aan de mogelijkheden van de surveyor.
Bij latere voordrachten en discussies kwam meermalen de
ontwikkelingsproblematiek aan de orde en werd de vraag
gesteld: als een en ander zo van belang is voor de Derde
Wereld-landen waarom zijn ze dan niet hier in Stockholm?
Dr. Obeng gaf eigenlijk al een antwoord door te verklaren
tot voor kort nog nooit van de F.I.G. gehoord te hebben.
Overigens werd dit gebrek aan belangstelling niet alleen ge
toond vanuit de Derde Wereld. Gezien het aantal toehoorders
bij de zittingen van Commissie 4 zijn er kennelijk maar weinig
mensen, instituten, instellingen etc. die beseffen voor wat voor
immense problemen de „natte" surveyor momenteel én in de
toekomst komt te staan.
Om slechts een enkel onderwerp te noemen
In een voordracht over zeerecht werden een aantal zaken aan
gestipt die aan de orde zijn tijdens de 3e Zeerechtconferentie.
Vele begrippen behoeven een nadere definiëring zoals:
grenzen van een continentaal plat (tussen landen, aan de
oceaanzijde), waar ligt de voet van een continentale helling,
de 200 zm Exclusive Economie Zone, visserijgrenzen, wat is
een rechte lijn m.b.t. basislijnen en grenzen. Of moeten we
deze zaken overlaten aan disciplines die hoe briljant ook
op hun eigen terrein - b.v. menen dat een rechte (basis)lijn
wordt verkregen door op een willekeurige kaart een potlood
streep te trekken langs een liniaal? Verder is er de exploratie
en exploitatie van bodemschatten op en in continentale plats
en oceaanbodems i.e. delimitatie van grenzen en concessies,
bodemtopografie, plaatsbepaling enz. De rijke landen ofwel
enkele grote maatschappijen maken grote vorderingen op dit
terrein of zijn er klaar voor. De meeste Derde Wereld-landen
zijn totale leken op dit gebied; wellicht dat een deel van de
overschotten der ontwikkelingsgelden hier een bestemming
kan vinden in de vorm van directe hulp (ter beschikking
stelling van opnameschepen zoals in Engeland thans ge
schiedt, verlenen van adviezen, uitzending van surveyors) of
indirecte hulp (opleidingen!) Dit is tevens een unieke ge
legenheid om onze eigen kennis uit te bouwen en te verdiepen.
De nogal eens geuite kreet „teaching on the job" is op dit
soort problematiek nauwelijks van toepassing te verklaren.
Terugkerend naar het congres zijn er een aantal min of meer
interessante ontwikkelingen te vermelden.
1 Report of the F.I.G./I.H.O. Working Group on
education and standards of competence for
hydrographic surveyors (Commissie 2)
Deze W.G. vindt zijn oorsprong zowel bij het F.I.G. als bij
de I.H.O. (International Hydrographic Organisation). In
1971 (Wiesbaden) werd vanuit Commissie 4 een werkgroep
samengesteld teneinde internationaal te aanvaarden eisen
van bekwaamheid op te stellen voor de „natte" surveyor.
Het I.H.O. nam in 1972 te Monaco een resolutie aan waarin
werd gestreefd naar het opzetten van hydrografische oplei
dingen onder leiding van de leden-landen. Dit mede met het
oogmerk om de hydrografische diensten der ontwikkelings
landen van dienst te zijn bij de opleiding van hun mensen.
Gezien het vrijwel identieke streven van zowel F.I.G. als
I.H.O. - het verkrijgen van zekerheid omtrent de vakbe
kwaamheid van de surveyor - was het niet verwonderlijk dat
na het F.I.G.-congres te Washington (1974) een gezamenlijke
werkgroep ontstond die zowel opleiding als bekwaamheids
eisen trachtte te formuleren.
Deze werkgroep heeft zijn opdracht voltooid en in Stockholm
verslag uitgebracht. In het rapport komen o.m. de volgende
zaken aan de orde:
a. De bestaande opleidingen en opleidingsinstituten in
diverse landen hebben niet alle hetzelfde niveau. Duidelijk
is dat internationaal aanvaardbare eisen slechts minimum
eisen kunnen zijn.
b. De opleidingen en eisen beslaan een zeer breed terrein,
ook uit andere disciplines en worden vermeld in een
syllabus met de volgende onderverdeling:
Basic Subjects:
1. Mathematics, Mechanics, and Statistics.
2. Measurement Science - theory
3. Measurement Apparatus and systems
Support Subjects
4. Automation and Programming
5. Environmental Science (geologie, geofysica,
oceanografie)
Core Subjects
6. Terrestrial Surveys
7. Marine Surveys
Peripheral Subjects
8. The law of the sea
9. Nautical Science
Specialist Subjects
10. Nearshore surveying
11. Offshore surveying
c. De opgezette syllabus voor opleidingen en eisen heeft een
tweeledig doel
1. een opsomming van eisen waaraan men moet voldoen
2. dienen als leidraad voor de opleidingsinstituten.
d. De bekwaamheden der surveyors worden onderverdeeld
in drie categorieën t.w.
cat. A
Een uitgebreide en op brede basis geschoeide bekwaam
heid in alle theoretische en praktische aspecten van de
hydrografie en aangrenzende disciplines.
161