technische inventarisatie zal gaan naar een be
schrijving per perceel met een wat nauwkeuriger be
paling van de oppervlakte, randlengte, breedte, aan
tal hoeken en afstand per perceel waarbij in code een
vrij gedetailleerde beschrijving van de aard van de
grens wordt gevoegd.
Een derde ontwikkeling, het onderzoek naar het
digitaliseren van perceelsgrenzen, sluit hier goed bij
aan en opent mogelijkheden met een eenmalige
digitalisering van gecodeerde perceelsgrenzen be
rekeningen te kunnen uitvoeren. Vele eigenschappen
van een gebied kunnen dan worden vastgelegd in
een database. Onder andere voor toedelingsplannen
zou een goed gebruik gemaakt kunnen worden van
de verzamelde gegevens. Wanneer dergelijke inven
tarisaties ook worden uitgevoerd na uitvoering van
de ruilverkaveling zou men oude en nieuwe toe
stand kunnen vergelijken en daarmee gegevens ver
krijgen voor de tweede schatting.
Basismateriaal
Voor het te beschrijven onderzoek is gebruik ge
maakt van luchtfoto's, schaal 110000, gemaakt in
1975 van een gebied in het midden van Noord-
Brabant. Daarnaast is voor bepaling van nauw
keurigheden gebruik gemaakt van kadastrale kaar
ten van gebieden die zijn hermeten en op de foto's
zijn afgebeeld. Doordat het materiaal niet van
dezelfde datum is kunnen grenzen in de tijd een ge
wijzigde ligging hebben gekregen. Hierdoor zullen
de berekende nauwkeurigheden ietwat te ongunstig
zijn uitgevallen.
Ter vergelijkingen zijn vier gebieden van verschil
lende aard gekozen, ieder ter grootte van ca. 80 ha.
De gebieden zijn gelegen nabij Dinther, Boxtel,
Moergestel en Best. In de ene streek komen veel
ploegvoren voor als grens en is weinig begroeiing
aanwezig; in de andere zijn veel sloten en komt veel
begroeiing langs de sloten en de wegen voor. Daar
de foto's eind mei zijn genomen is het bladerdek
dicht en is de juiste ligging van de grens niet altijd
goed te zien.
Digitale ontschranking
Het is mogelijk in de foto gemeten coördinaten met
behulp van een transformatieformule om te rekenen
in terreincoördinaten. Voor het bepalen van de
transformatie-elementen van deze formule is het
nodig van vier paspunten, die zo goed mogelijk in
de hoek van de foto liggen, zowel in het terrein als
op de foto de coördinaten te kennen. Bij het hier
besproken onderzoek zijn voor deze punten in het
algemeen snijpunten van sloten gekozen. De ter-
rei ncoördinaten van deze punten zijn ontleend aan
de topografische kaart 1:10000. Daar de interpre
tatie van deze snijpunten in sterke mate de nauw
keurigheid van de honderden aan de paspunten ge
koppelde andere gemeten punten bepaalt, zijn de
coördinaten van een paspunt bepaald als gemiddelde
waarde van de gemeten coördinaten van vier bij
elkaar liggende snijpunten van sloten of andere
duidelijke op de kaart weergegeven grenzen. Ter be
sparing van kosten zijn dus geen punten in het ter
rein in coördinaten bepaald en is ook met de foto's
geen aerotriangulatie uitgevoerd. Verwacht wordt
dat, waar de nauwkeurigheid van de topografische
kaart voldoende wordt geoordeeld voor de cultuur
technische inventarisatie, ook de gevolgde wijze van
paspuntbepaling voldoende nauwkeurig zal zijn.
De te meten grenzen en de in deze grenzen te meten
knikpunten zijn op vergrotingen van de foto's
(vergroot van 1:10000 naar 1:5000) aangeduid.
Het vergroten heeft ten doel meer ruimte te geven
voor het plaatsen van aantekeningen, terwijl ook de
grootte van de bij de meting gemaakte foutjes wordt
verkleind. De interpretatie wordt hierdoor tevens
vergemakkelijkt. Een verder voordeel is dat men
voor een wat minder nauwkeurige digitizer de
nauwkeurigheid vergroot. Een vooi beeld daarvan is
het werken met de Haropen waarbij de dikte van de
pen en het in het instrument aanwezige ruitennet van
draden, de nauwkeurigheid minder groot maakt dan
wanneer men bijvoorbeeld met de Haromat werkt.
In de foto's zijn die grenzen gemeten die op de
kadastrale kaart waren terug te vinden en die ogen
schijnlijk niet zijn gewijzigd. De begrenzingen om
vatten telkens één of meer kadastrale percelen. Bij
de meting is de Haromat van het Geografisch Insti
tuut te Utrecht gebruikt. Volgens Hoekstra [1972]
is de nauwkeurigheid van de door dit instrument ge
registreerde coördinaten 0,06 mm in het beeldvak
(bij schaal 15000 dus 30 cm in het terrein). De in de
ngt 77
150