zelf nog voorgedragen het Paper van Congresprijswinnaar
John Bradford (Verenigd Koninkrijk) over „The Land
Surveyor in a Changing Environment". Ook dit een betoog
ten gunste van een groter aandeel van de landmeter in de
ruimtelijke ordening, en uitmondend in een pleidooi voor
een „Multi-Purpose Cadastre in Great Britain".
Voorzitter Caws (eveneens Verenigd Koninkrijk), leverde een
nuttige bijdrage tot het werk der FIG door de aanbieding
van een „Directory of Member Societies". Ik heb, in een
ander verband, al de opmerking gemaakt, hoe wenselijk het
zou zijn, zo de andere leden van de „Surveying Family"
(ACI, AIG, SIP) eveneens over dergelijke „Directories" be
schikten. Dit Directory is overigens nog verre van volledig.
Dat zal in een volgende uitgave stellig beter zijn.
Caws leidde de vergaderingen deskundig. Het bezoek eraan
had groter, de belangstelling levendiger kunnen zijn. De ver
gaderingen van Commissie 3 verheugen zich niet in een over
maat van aandacht. Over de (mogelijke) oorzaak daarvan
sprak ik hierboven reeds. Al in 1949 (7e FIG-Congres te
Lausanne), memoreerde de toenmalige voorzitter van wat
thans Commissie 3 is, de „lusteloosheid" van haar verga
deringen. Naar mijn gevoel is het thans helaas nog niet veel
beter.
Enschede, 29 augustus 1977
H. L. Rogge
VERSLAG VAN HET INTERNATIONAL
SYMPOSIUM ON RECENT CRUSTAL MOVEMENTS
Stanford University, Palo Alto, California
25-30 juli 1977
Het aantal deelnemers bedroeg ongeveer 150, waarvan onge
veer 30 geodeten. De overige deelnemers waren geologen en
geofysici. Ongeveer 15% van het aantal deelnemers kwam uit
de Verenigde Staten. De overige deelnemers waren afkomstig
uit Oost- en West-Europa, Zuid-Amerika, Azië (Japan),
Australië en Nieuw-Zeeland. Uit Nederland was alleen
ondergetekende aanwezig.
De zittingen werden gehouden in een van de collegezalen van
de Stanford University. Het symposium-programma was
erg vol met ongeveer 85 voordrachten. De voordrachten
mochten daardoor niet langer dan 15 minuten duren, inclu
sief discussie. Naar mijn mening was de tijd voor discussie
te gering.
De meeste deelnemers waren op de campus van Stanford
gehuisvest, zodat ook buiten de zittingen gediscussieerd kon
worden. Het organiserend comité bestond uit vertegenwoor
digers van de Stanford University, U.S. Geological Survey,
National Geodetic Survey en California Institute of Tech
nology.
De Voorzitter van de permanente „Commission on Recent
Crustal Movements" (C.R.C.M.), prof. Boulanger, opende
het symposium waarbij hij een schets gaf van de werkzaam
heden van C.R.C.M. sinds de instelling in 1960. Hierbij werd
de aandacht gevestigd op het International Centre on
R.C.M. De directeur van I.R.C.M. deed na de openings
toespraak een dringend beroep op de deelnemers van het
symposium om mee te werken aan de bijhouding van de
bibliografie betreffende R.C.M. Het is de bedoeling dat bij
I.R.C.M. onderzoekresultaten betreffende R.C.M. gemeld
worden.
Het is niet mogelijk om in dit korte verslag een uitgebreid
overzicht te geven over hetgeen op het symposium besproken
is. Er waren 9 technische zittingen vastgesteld:
Technical session 1
Crustal deformation using extra-terrestrial geodesy
178
Technical session 2
Measurement of grain, Tilt and Gravity
Technical session 3/4
Observed vertical crustal deformation
Technical session 5/6
Geological studies of holocene deformation
Technical session 7
Observed horizontal crustal deformation
Technical session 8
Seismology
Technical session 9
Experimental and theoretical models.
Na de officiële opening werd verslag uitgebracht door prof.
K. Kasahara over het „Symposium on the R.C.M. of Japan,
1976". De proceedings van dit symposium zijn bij onder
getekende aanwezig. Zij zijn verschenen in The Journal of
the Geodetic Society of Japan, Vol. 22, No. 4, (1976), pp.
225-318.
Na aanbieding van deze proceedings begonnen de technische
zittingen. Vanuit geodetisch oogpunt waren de eerste vier
zittingen en zitting 7 het meest interessant. De eerste voor
dracht handelde over geodetische referentiesystemen die ge
bruikt kunnen worden voor de beschrijvingen van de'ver
vormingen van de aardkorst. Deze voordracht gehouden
door prof. P. Angus Leppan was gebaseerd op ideeën van
R. S. Mather (Department of Geodesy, University ofN.S.W.,
Sydney). Het geodetisch referentiesysteem wordt beschouwd
als een functie van de tijd. Opmerkelijk is dat slechts één punt
op aarde als onveranderlijk beschouwd moet worden. De
vraag hoe de stabiliteit van dit punt getoetst kan worden,
blijft onbeantwoord, temeer daar spreker ervan uitgaat dat
geen enkel punt op aarde als vast beschouwd kan worden.
Op de operationele definitie van coördinaten wordt later in
dit verslag teruggekomen.
Op het symposium werden mogelijke ontwikkelingen ge
schetst van Very Long Baseline Interferometry (V.L.B.I.)die
gebruikt kunnen worden voor het meten van relatieve bewe
gingen tussen een groot aantal stations. Twee systemen wor
den nu ontwikkeld. Het ene systeem heeft een antenne van
40 m doorsnede op het basisstation en „draagbare" antennes
van 9 m doorsnede. Dit systeem wordt ontwikkeld door Jet
Propulsion Laboratory (J.P.L.), California Institute of Tech
nology, Aeronutronic Ford, Time Zero Corporation. Het
andere systeem dat ontwikkeld wordt door Jet Propulsion
Laboratory en het California Institute of Technology gaat
uit van een antenne van 13 m of 9 m doorsnede op het basis
station en transportabele antennes met een doorsnede van
4 m. Dit systeem streeft een precisie na van 2 cm over af
standen tot 1000 km, ervan uitgaande dat minimaal gedu
rende 12 uur waargenomen wordt. Dit systeem biedt voor
veldgebruik de beste mogelijkheden. Hoewel J.P.L. deel
neemt aan de ontwikkeling van beide systemen staat niet vast
welk systeem uiteindelijk in de praktijk toegepast gaat wor
den. Het verschil in investeringen die voor de ontwikkeling
van deze beide systemen gemaakt moeten worden, zal de
definitieve keuze bepalen. Eenvoudig werd gesteld dat als
geen geld ter beschikking gesteld wordt, ook geen informatie
over aardkorstbewegingen over grote gebieden verschaft kan
worden.
Men spreekt nu ook wel veelvuldig over ARIES. De ARIES
technologie (Astronomie Radio Interferometric Earth
Surveying) kan ook gebruikt worden om een geodetisch net
werk met een maaswijdte van bijv. 100 km te meten met een
precisie van eerste orde netwerken of zelfs beter. Aangetoond
werd dat de meetkosten ongeveer gelijk waren, ARIES versus
conventionele triangulatie/trilateratie.
Enige aandacht is ook gewijd aan het project Polaris Polar-
motion Analysis by Radio Znterferometric .Surveying). Dit
ngt 77