1 Inleiding Het college „Inleiding Geodesie" beoogt onder meer de eerstejaars geodesiestudenten een panora misch overzicht te bieden van het vakgebied van de geodesie. Twee doelen worden hiermee gediend: de studenten moeten het vak al in het eerste jaar kun nen toetsen aan hun eigen aanleg en belangstelling, om eventueel tijdig een andere studie te kunnen kiezen, en anderzijds moeten al vroegtijdig de samenhangen in de verwarrende veelheid van deel gebieden, vakken en vakjes worden blootgelegd. Het nu volgende verhaal is geschreven met de be doeling, een zeer globaal kader te verschaffen voor dit panoramisch overzicht. In het college worden de verschillende elementen en hun relaties verder uit gewerkt, ook met voorbeelden. „Element" en „relatie" zijn begrippen uit de sys- teemleer, een vak dat ook in het kader van het col lege Inleiding Geodesie aan de orde komt. Inder daad heb ik in dit verhaal geprobeerd het vakgebied te ontleden in een aantal min of meer welomschre ven elementen en een aantal relaties tussen die ele menten. De keus is uiteraard subjectief, een ander zou het vakgebied op een andere manier uiteen rafelen. 2 Elementen 2.1 Inleiding In bijgaand schema, geïnspireerd door het Brusselse Atomium, heb ik 7 elementen onderscheiden, waar in het geodetisch vakgebied uiteengelegd kan wor den. Op de hoofdas bevinden zich de vier hoofd elementen van het geodetisch vakgebied, d.w.z. de gebieden waar we de geodetisch ingenieur specifiek voor opleiden om daarin een zelfstandige werkkring te vinden. Naast de hoofdas vinden we drie onder steunende elementen, vakgebieden die in principe door andere disciplines worden beoefend, maar zonder welke de elementen op de hoofdas een voudig niet zouden kunnen functioneren. Er zouden nog andere elementen kunnen worden toegevoegd, maar deze zijn öf te algemeen (filosofie b.v.), öf teveel gebonden aan een bepaald hoofd element (cultuurtechniek). Ik zal de relaties hiermee behandelen in hoofd stuk 4. 2.2 Hoofdelementen 2.2.1 Hogere geodesie De hogere geodesie omvat de meetkundige beschrij ving van de aarde als geheel en de wiskundige be schrijving van het uitwendige zwaartekrachtsveld. De mathematische modellen zijn alle gebaseerd op astronomische metingen (horizontale richting en elevatie- of zenithoek van sterren, met soms gelijk tijdige bepaling van de tijd), hoek- en afstands meting naar kunstmatige aardsateliieten (ook met tijdmeting), hoek- en afstandsmeting tussen punten op het aardoppervlak en meting van richting en grootte van de zwaartekracht. In afb. 3 zijn de waar te nemen grootheden in één standplaats beknopt samengevat. Afhankelijk van de wijze waarop je de metingen in verschillende standplaatsen combineert kunnen er mathematische modellen van de aarde en het zwaartekrachtsveld worden geconstrueerd. Het dichtst bij de werkelijkheid ligt de geoïde: een denk beeldig oppervlak op zeeniveau, waar de richtingen van de zwaartekracht steeds loodrecht op staan. Eenvoudiger modellen zijn de omwentelingsellip soïde en de bol. De punten op het échte aardopper vlak, b.v. de opstelpunten voor metingen, kunnen Alb. 2. Het Brusselse Atomium. 166 ngt 77

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1977 | | pagina 4