tonen aan dat de „schaduwzone" weer kan worden
verdeeld in twee andere zones, de „diffractiezone"
en de „troposcatterzone".
De „diffractiezone" wordt gekenmerkt door een
grote mate van verzwakking van de signaalsterkte
met de afstand. Dit komt overeen met de theorie
van de optische fysica volgens Maxwell-vergelij
kingen, bij grensgevallen. Een en ander wordt toe
gepast op de bol. Dit is tamelijk ingewikkeld en
voor de praktijk kunnen we volstaan met te ont
houden dat de mate van verzwakking in de „diffrac
tiezone" ongeveer gelijk is aan:
a waarin a in dB/kilometers
A X in meters
Voor Syledis betekent dit dat a 0.7 dB/kilometer.
Een dergelijke verzwakking zou de mogelijkheid om
voorbij de horizon te zenden zeer beperken. Geluk
kig wordt op een afstand van ongeveer 50 km voor
bij de horizon de mate van verzwakking voor deze
golflengte opeens 0,12 dB/kilometer: de „tropo
scatterzone" begint hier. De oorzaak van dit ver
schijnsel is nog niet precies bekend; men veronder
stelt dat het de som van een complex van factoren
is, als b.v.: niet homogeen zijn van de onderste
lagen van de aftmoseer, variabele refractie-verande-
ring met de hoogte, verzwakking door onregelmatig
heden op de bodem, enz.
De signalen, welke in de „troposcatterzone" worden
waargenomen, worden gekenmerkt door:
- een totale onafhankelijkheid van zonlicht
- een relatieve onafhankelijkheid van atmosferische
omstandigheden
- een sterke en diepe „fading" (variërende signaal
sterkte)
- een sterkte, onafhankelijk van de hoogte van de
antenne boven de grond.
Ruwweg kan men stellen dat, indien men beschikt
over een systeem, waarmee de horizon bereikt kan
worden, men nog 30a40dB extra nodig heeft om het
„ideale" gebied van de „troposcatterzone" te be
reiken, waar de mate van verzwakking slechts 0,12
dB/km is. In dat geval zullen zeer grote afstanden
overbrugd kunnen worden.
Het Syledis systeem maakt gebruik van deze voort-
plantingswetten en is in staat om nauwkeurig af
standen te meten tot afstanden welke 10 keer de
horizon overtreffen.
Er wordt gebruik gemaakt van zeer gevoelige ont
vangers, hoge energie-niveaus, speciale correlatie
technieken, gevoelige antennes en speciale processen
om de „fading" te overwinnen.
Afwijkingen van de voortplantingswetten vinden
plaats ver voorbij de horizondeze zijn het gevolg
van grote toeneming van de signaalsterkte door het
effect van de zogenoemde „ducts" tussen verschil
lende lagen, dat wordt veroorzaakt door tempera-
tuur-omkeringen in de onderste lagen van de atmo
sfeer. Dit soort voortplanting kan voor afstand
meting gebruikt worden, maar men mag er niet op
rekenen altijd dit bereik te halen.
Voor betrouwbare meting van grote afstanden mag
alleen worden uitgegaan van de weerkaatsing via
de troposfeer.
3 Methoden gebruikt bij elektronische
plaatsbepaling
In het algemeen kan worden gesteld dat de gebruikte
methoden in twee groepen verdeeld kunnen worden:
enerzijds heeft men de fasevergelijkingssystemen,
anderzijds die welke uitgaan van de looptijd van
pulsen.
3.1 Methoden met fasevergelijking
Deze methoden worden doorgaans gebruikt in de
openbare plaatsbepalingssystemen, waarbij de ge
bruiker alleen een ontvanger nodig heeft om de uit
gezonden signalen te ontvangen. De zenders zenden
de signalen om de beurt uit, of er worden meerdere
frequenties gebruikt. Beide systemen hebben voor-
B ng> O) n2> r>3»n4 B 18 r>g ri| n2 03 n4
(a) (b)
(c)
Fig. 3: Voortplanting van radiogolven in de ionosfeer
Fig. 4: Voortplanting van ultra-korte golven
ngt 77
189