Afscheid van de kadastrale dienst M. J. te Nuyl Mijnheer de Minister, mijnheer de Secretaris- Generaal, Dames en Heren, Laat ik beginnen met te bekennen, dat ik nogal wat moeite heb met de gedachte, dat dit de laatste keer is dat ik als hoofd van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers, nog iets mag en kan zeggen. Waarbij echter het feit dat ik deze woorden mag uitspreken - voor een zo hoog geacht gezel schap als hier in deze historische omgeving aan wezig - het mij wat gemakkelijker maakt om alle weemoedige gedachten snel terug te dringen. Ja, het kan nauwelijks anders, dan dat op een dag als vandaag een blik terug op de loopbaan wordt geworpen. Dat is vanmiddag al in belangrijke mate gebeurd. Laat ik er alleen nog een kort - meer per soonlijk - woord aan toevoegen. Het is allemaal begonnen op 1 juli 1937, toen ik als rekenaar in dienst trad bij Rijkswaterstaat. Tk ben dus echt op de onderste sport van de ladder begonnen. Om zo te zeggen: onder in de bouwput. Daardoor heb ik het vak degelijk geleerd. Ik heb vrijwel alle werkzaamheden, welke het vak en de dienst kent, uitgeoefend. Dat switchen bezorgt je een zekere geestelijke lenigheid. En ik leerde daar door alle facetten van het vak kennen. Daar heb ik later - in leidinggevende functies - veel profijt van gehad. In 1939 ben ik van de Waterstaat overgegaan naar de kadastrale dienst, waarin ik dus bijna 38 jaar gewerkt heb. Als men mij dat toen voorspeld zou hebben, zou het me stellig een schrikbeeld be zorgd hebben. Achteraf gezien heb ik er minder moeite mee gehad, door de verschillende functies van steeds andere aard, die ik binnen de dienst heb uitgeoefend. Ik heb geenszins te klagen gehad over onvoldoende afwisseling van werk en van plaats. Ik ben toen in 1939 begonnen als landmeter in Amsterdam en te werk gesteld bij de hermeting van de oude binnenstad. In het begin van de Tweede Wereldoorlog werd ik ongevraagd - en eigenlijk tegen mijn zin - ver plaatst naar de ruilverkavelingsdienst in het noor den des lands. Dus een switch van het stedelijke werkterrein naar het buitengebied. Achteraf gezien is dat één van de mooiste periodes uit mijn loop baan geworden. Maar toen ik op het ruilverkavelingswerk wel wat uitgekeken raakte, werd mij in 1960 de kans gebo den om over te gaan naar de landmeetkundige dienst en wel als hoofd van dat bureau, waar mijn kadastrale start had plaatsgevonden, nl. Amster dam. Maar reeds na drie jaar werd ik vervolgens echter geroepen om de kadastrale landmeetkundige dienst van het gehele westen des lands te gaan leiden. In die jaren toch nog een vrij rustige bezigheid waardoor de tijd aanwezig bleek, om in het vereni gingsleven diverse functies te vervullen. Die betrekkelijke rust heeft bijna zes jaren geduurd. Toen kwamen de tropenjaren. Per 1 april 1969 volgde namelijk mijn benoeming tot landelijk directeur van de dienst, waardoor ik de mogelijkheid kreeg om een aantal zaken, die in mijn visie met betrekking tot de dienst moesten gebeuren, doorgevoerd te krijgen. De belangrijkste daarvan zijn zojuist door de Minister al gereleveerd. Ik wil niet in herhalingen vervallen, door mijner zijds nu ook nog op deze zaken in te gaan. Want interessanter is voor een aftredende functio naris wellicht toch het beantwoorden van de vraag: wat er in de nabije of iets verdere toekomst in zijn visie nog met of in de dienst zal moeten gebeuren, vooral in relatie tot de functie van de dienst in de maatschappij en met betrekking tot de nieuwste technologische ontwikkelingen. Een persoonlijke visie - geen kadastraal testament Zonder nu de bedoeling te hebben als uiterste wil een kadastraal testament te willen geven, - dat zou niet helemaal correct zijn tegenover mijn opvolger - stel ik er toch prijs op, om voor een aantal facetten mijn persoonlijke visie te geven. Ik zal dat doen in een achttal punten. Coördinatie van landmeetkundige werkzaamheden In de eerste plaats wil ik dan iets zeggen over de coördinatie van de landmeetkundige werkzaam- Op 15 december 1977 nam ir. M. J. te Nuyl in Den Haag officieel afscheid van de dienst waar hij vanaf 1939 werkzaam is geweest, de laatste tien jaar als landelijk directeur. Hij werd toegesproken door de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, drs. Gruyters, en namens de dienst door ir. H. J. Visser. Zelf gaf hij zijn persoonlijke visie op de verdere ontwikkeling van niet alleen de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers. 10 ngt 73

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 12