dat in verschillende publikaties wel op het rapport
is gereageerd.
Nadat ik in 1969 met de leiding van de dienst werd
belast is één van mijn eerste daden geweest te be
vorderen, dat er in dat jaar een werkgroep werd
geformeerd. Die werkgroep kreeg de opdracht een
nieuw ontwerp van wet op te stellen, rekening
houdend met de lijn welke door de Staatscommissie
was aangegeven. In de studie ware verder te be
trekken de nieuwe ontwikkelingen sedert 1964, (zo
als het nieuwe ontwerp B.W.) en verder met ver
werking van de sedert 1964 gepubliceerde gerecht
vaardigde desiderata van derden. In 1971 is een
proeve van een nieuw ontwerp ter ambtelijke bespre
king aan Justitie voorgelegd, waarna in dat jaar het
ambtelijke interdepartementale overleg ook is ge
start. Tot op dit moment is men er in dat bilaterale
ambtelijk overleg niet in geslaagd onderlinge over
eenstemming te bereiken en een eindprodukt af te
leveren.
De facto wordt er nu dus al 20 jaar - nl. vanaf 1957-
op een dergelijke wet gestudeerd en erover onder
handeld. Daaruit valt wellicht af te leiden dat
kadastrale zaken erg moeilijk zijn. Dat moge dan zo
zijn, maar het zal u niet verbazen als ik hier uit
spreek - en velen hebben dat vóór mij al gedaan -
dat ik het toch maar een trieste gang van zaken
vind. Maar ik heb begrepen dat er enige hoop is,
dat over de belangrijkste uitgangspunten binnen
afzienbare tijd nu toch overeenstemming zal worden
bereikt. Waarbij ik dan mijnerzijds de hoop en ver
wachting uitspreek, dat door de bepalingen van de
nieuwe wet de kadastrale gegevens juridisch een
grotere betekenis zullen krijgen; daarmede dan aan
sluitende op in de praktijk reeds tientallen jaren
bestaande reële situatie. Deze hogere waarde zal
mijns inziens moeten resulteren in het verlenen van
een zekere rechtskracht aan die kadastrale gegevens,
welke een bepaalde controle- en inspraakprocedure
hebben doorlopen. Deze rechtskracht zou moeten
inhouden, dat - behoudens tegenbewijs - minimaal
rechtelijk wordt vermoed dat de kadastrale gegevens
- met betrekking tot de rechthebbenden, de rech
ten, de grootte, de kadastrale aanduiding en de be
grenzing - overeenkomen met de gegevens vervat
in de onderliggende officiële verbale stukken.
Een eoördinatenkadaster
Als slot van deze futuristische beschouwingen,
dames en heren, zou ik - en dat is dan het achtste
onderwerp - mijn visie willen geven op de toekom
stige landmeettechnische ontwikkelingen.
In de Memorie van Toelichting op de rijksbegroting
voor 1978 voor ons departement kunt u een tekst
lezen van deze strekking: „De ontwikkeling van
nieuwe technieken bij het meten, rekenen en tekenen
wordt voortgezet. De toepassing van moderne meet
methoden (langs elektronische weg) waarbij de re
sultaten van de metingen automatisch te velde op
magneetband worden geregistreerd en verder auto
matisch worden verwerkt, zal verder worden ont
wikkeld en gestimuleerd. Een belangrijk voordeel
van deze werkwijze is, dat ook de bijhoudings-
metingen in gebieden waar de oorspronkelijke kaart
vervaardiging volgens deze methode heeft plaats
gevonden, dan automatisch kunnen worden ver
werkt." Tot zover de Memorie van Toelichting.
De introductie van bedoelde methoden in de dienst
is in feite een eerste fase van de opbouw van een eo
ördinatenkadaster. Het leek noodzakelijk daarmee
ervaring op te doen, alvorens verdere beleidsbeslis
singen te nemen. De achterliggende gedachte is de
navolgende.
Sinds 1965 is een aantal kadastrale hermetingen uit
gevoerd door middel van de z.g. voerstraalmethode,
na berekening resulterende in coördinaten, die als
input dienden voor de tekenautomaat. Kaartver
vaardiging en grootteberekening geschiedden dus
met elektronische apparatuur. In feite zijn de co-
ordinaatbestanden daarbij echter nog steeds weg-
werpbestanden. De bijhouding vindt doorgaans
immers nog plaats op de klassieke wijze. Ik acht de
tijd gekomen om te onderzoeken of deze laatste
methode voor bedoelde gebieden nog moet blijven
voortbestaan. Het alternatief is om de coördinaat
bestanden in stand te houden en ook de bijwerking
op basis van de coördinaten te laten plaatsvinden.
De mogelijkheden van de computer en de teken
automaat kunnen dan maximaal worden uitgebuit.
De uitwisselbaarheid van de gegevens zal veel groter
worden.
Duidelijk is dat - willen we in de toekomst om ge
noemde redenen afstappen van het thans bestaande
ngt 78
15