tijd". Dat verdraagt zich niet met mijn karakter en die instelling is dan ook mede van invloed geweest op mijn beslissing. En tenslotte een derde argument. Een argument dat gestalte krijgt als je je de heel persoonlijke vraag stelt: „Wat wil je eigenlijk nog met je leven." Kijk, een man die helemaal door zijn werk in beslag wordt genomen, voor de onder zijn leiding staande dienst grote verantwoordelijkheden draagt, heeft meestal steeds minder tijd beschikbaar voor zijn andere leven: dat met zijn vrouw, zijn kinderen en goede vrienden en voor die dingen, die hij zo graag zou willen doen, maar er nooit meer tijd voor heeft. Dat gebeurt gaandeweg, zulke situaties groeien, zonder dat je er erg in hebt. En ik had zo langzamer hand duidelijk het gevoel, dat ik het leven eens wat moest herwaarderen en de zaken vooral ook wat relativeren. En in dat licht gezien de vraag beant woorden: wat nu werkelijk belangrijk is in het leven en de zin der dingen te herkennen. En dat alles dan nog met een zeker schuldgevoel aan mijn vrouw, die door de mate waarin de dienst de laatste jaren be slag op me heeft gelegd, veel te kort is gekomen. Ik heb in die richting wat goed te maken. Dit des te meer, omdat zij steeds een matigende invloed op me heeft gehad, en me steeds een stuk zekerheid heeft gegeven, waardoor ik vaak - hopelijk - inspirerend heb kunnen werken. Ik zal ongetwijfeld nog wel wat blijven doen, maar ik wil nu eindelijk eens los komen van het keurslijf van de agenda, die mijn leven de laatste jaren zo heeft beïnvloed en in de ban gehouden. En zo heb ik dan vanuit deze invalshoeken zeer bewust en weloverwogen de beslissing genomen om de leiding van de dienst thans uit handen te geven. Waarbij ik mij gerealiseerd heb dat echt leven - althans voor mij - pas betekenis krijgt door het nastreven van een doel, en om daartoe zonodig een zekere strijd te voeren. Ik vind voor mijzelf, dat een man dat nodig heeft. Ik zou althans niet anders gekund hebben. En natuurlijk heb ik me wel afgevraagd, hoe dat nu vanaf morgen moet. Maar wat de toekomst zal brengen, is voor ieder mens nu eenmaal onzeker en dan kan men beter „hopen" dan „vrezen", want hoop is leven en angst is de negatie daarvan. Als ik dan tenslotte deze middag terugkijk op al die kadastrale jaren, dan is overheersend een gevoel van grote dankbaarheid. Die dankbaarheid is twee ledig. In de eerste plaats ben ik dankbaar dat ik al die jaren heb mogen werken in de kadastrale ge meenschap en daarbij met zoveel vriendschap, be grip en welwillendheid tegemoet ben getreden. En in de tweede plaats dat ik de laatste jaren de grote eer heb gehad, de dienst te mogen leiden en in een duidelijke richting heb mogen sturen. De kadastrale dienst is in wezen een oude dienst, met historie en een zeer gedegen traditie. Door de maatregelen van de laatste jaren is er mijns inziens echter voor ge zorgd, dat de dienst niet bij de tijd zal achterblijven en ontvankelijk kan zijn voor de evolutie van onze moderne tijd. In dit verband zou ik dan ook willen zeggen: de dienst is niet anderhalve eeuw oud, maar honderdvijftig jaar jong. In de contacten met alle categorieën medewerkers in de dienst is het mij steeds weer opnieuw opgevallen, hoe het werk hun ter harte gaat en dat zij - waar zij ook staan - bij de uitvoering van hun taak blijk geven van een zeer groot verantwoordelijkheidsgevoel. Dat vind ik een grote zaak en dat geeft mede de dienst een heel eigen sfeer. Ik heb één der vanmiddag in deze zaal aanwezigen die sfeer eens horen schetsen als: een maatschappelijk zeer geëngageerd ingenieurskli maat, vermengd met een nogal formeel juridisch denken. Ik heb mij vooral in dat geëngageerde klimaat altijd zeer wel bevonden. Meer nog dan het loslaten van het werk, valt het verbreken van de band met de kadastrale werkgemeenschap me dan ook nogal zwaar. De dienst is in de loop der jaren een stuk van mijzelf geworden, waarmee ik mij tot in mijn vezels verbonden heb gevoeld. En dat zeer tot mijn vreugde en voldoening. Ik heb daardoor een rijk bestaan gehad. En het is voor mij een rustgevende gedachte, dat voor velen van het Kadaster het woord van Vondel uit de Roskam nog een zeer levend woord is: Indien 't gemeen u roept, besorgt het dan als uw eigen". Dames en heren, moge dat zo blijven, tot in lengte van jaren. Ik dank u allen zeer. ngt 7B 17

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 19