Boekbespreking Agenda Wolfgang Torge: Geodasie Sammlung Göschen 2163, 268 pp., 101 Abbildungen. Verlag: Walter de Gruyter, Berlin-New York 1975. Het boekje, in zakformaat (12x18 cm), doet me herinneren aan het in 1940 verschenen boekje van G. Perrier: „Petite Histoire de la Géodésie". Beide boekjes zou men een kleine encyclopedie van de geodesie kunnen noemen. Maar dan niet gedwongen in het keurslijf van het alfabet maar veel logischer ingedeeld naar theoretische grondslagen, instru menten en meetmethoden en toepassingen; hoewel een der gelijke indeling ook niet altijd even strak kan worden volge houden. Genoemde boekjes tonen echter ook verschillen. De ont wikkeling van de geodesie was in 1940 niet zo spectaculair als op dit moment, nu zoveel nieuwe instrumenten en meet methoden worden ingevoerd.* Het boekje van Perrier richt zich dan ook meer op de historie, vertelt veel over de ontwik keling van de klassieke geodesie in de afgelopen eeuwen en besteedt in het bijzonder aandacht aan haar relaties met de astronomie. Daarentegen legt het boekje van Torge de na druk op de ontwikkeling van de geodesie in het zeer recente verleden, gedurende de laatste 10 a 20 jaren, en op haar ver bindingen met de geodynamica en de geofysica, daarbij de hypothese van de vaste aarde vervangend door die van de bewegelijke aarde. Onnodig te zeggen dat juist de steeds nauwkeuriger instrumenten de ontwikkeling in deze geo- dynamische en geofysische richting hebben mogelijk gemaakt. Enigszins nader in detail tredende volgt hier een korte in houdsopgave van het boekje; Hoofdstuk 1 (pag. 9-21is gewijd aan de definiëring, de doel stelling en de historische ontwikkeling van de geodesie met aan het slot een opsomming van de nationale (Duitse) en internationale geodetische organisaties en tijdschriften. Hoofdstuk 2 (pag. 21-51is gewijd aan de theoretische grond slagen van het zwaartekrachtsveld van de aarde en van de aardgetijden. Hoofdstuk 3 (pag. 51-82) bevat een overzicht van de geode tische referentiesystemen (coördinatensystemen) waarvan de definitie met de ontwikkeling van de wereldwijde geodetische metingen op het aardoppervlak en in de ruimte, in met de introductie van de bewegelijke aarde, steeds moeilijker wordt.** Hoofdstuk 4 (pag. 82-152) beschrijft instrumenten en meet methoden in de geodesie. Astronomische, gravimetrische, terrestrisch-geodetische en satellietwaarnemingen worden afzonderlijk behandeld, voorafgegaan door een paragraaf over tijdmeting. Alle nieuwe ontwikkelingen op dit gebied zoals b.v. lasermetingen, Dopplermetingen, radioastrono- mische interferentiemetingen etc. krijgen de aandacht. Op heldere, uiteraard beknopte, wijze worden de principes uit eengezet. Men behoeft slechts terug te zien op de studiedag van de Nederlandse Vereniging voor Geodesie op 9 december jl. waarvan het thema luidde: „Nieuwe gereedschappen in de geodesie". Ik verwijs naar de Proceedings van het 26ste colloquium van de International Astronomical Union te Torün, Polen van 26-31 aug. 1974 onder de titel „On Reference Coordi nate Systems for Earth Dynamics", waarin zeer uitvoerig op deze materie wordt ingegaan. In hoofdstuk 5 (pag, 152-225) beschrijft Torge dan hoe deze instrumenten en meetmethoden worden ingezet voor wat de Duitser zo karakteristiek noemt „die Erdmessung" d.w.z. de vorm- en groottebepaling van de aarde en van haar uitwendig zwaartekrachtsveld, als functie van de tijd. Deze laatste, on derstreepte toevoeging duidt dan op de onderstelling van een bewegelijke aarde. Het hoofdstuk is weer in onderdelen ge splitst naar astronomisch-geodetische en gravimetrische me thoden, methoden van de satellietgeodesie en gecombineerde methoden (waarbij nog kort wordt ingegaan op de collocatie methode van Krarup en Moritz). Aan het slot van het hoofd stuk worden twee paragrafen gewijd aan resp. de opbouw en de dynamiek van de aarde en de relatie tussen de geodesie en de geodynamica. Hoofdstuk 6 (pag. 225-244). Dit hoofdstuk is weer meer klas- siek-geodetisch en vooral operationeel gericht. Driehoeks- netten, waterpasnetten, zwaartekrachtsnetten, kortom velden van vaste punten met de daarbij behorende getalwaarden en hun betekenis voor de praktische landmeetkunde vormen de inhoud. Enkele klassieke onderwerpen uit de theorie van de geodetische berekeningen op de ellipsoïde komen nog even ter sprake. Het gehele hoofdstuk omvat slechts 19 pagina's. Tenslotte volgt dan een omvangrijke lijst van 372 verwijzin gen naar zeer recente literatuur (pag. 245-258). Het boekje eindigt met een namen- en zakenregister (pag. 259-268). Resumerende kan men zeggen dat het boekje van Professor Torge (hoogleraar in de theoretische geodesie aan de Tech nische Universiteit van Hannover) een bijzonder goed inzicht geeft in de moderne ontwikkeling van de geodesie, dat vooral de hoofdstukken 4 en 5 de geodeet in kort bestek wegwijs maken in het nieuwe instrumentarium, de nieuwe meet methoden en hun toepassingen en dat het boekje eigen lijk thuishoort in de bibliotheek van elke geodetisch inge nieur en geodetisch student. G. J. Bruins 26 januari 1978 Rayonbijeenkomst NGL-NVG Ir. L. F. Roelfzema over: Meten bij de metro Eindhoven, Hotel Cocagne, 20.00 uur 27 januari 1978 Rijkscommissie voor Geodesie Voordracht ir. J. C. Blankenburgh (Continental Shelf Institute, Trondheim, Noorwegen): Mariene geodetische opgaven op het Noorse Continentale plat Delft, Gebouw voor Geodesie, 14.30 uur. 2-7 juli 1978 100 jaar FIG Bijeenkomst Comité Permanent FIG/Nationaal Congres Ordre des Géomètres Experts Parijs ngt 78 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 21