den en normen van de verschillende etnische groe
pen. Een groep (volk) leeft volgens haar tradities cn
gewoonten en niet volgens de wet, d.w.z. de wet
moet een afspiegeling zijn van 't maatschappelijke
gebeuren. In Suriname is dat niet het geval. Daar
door volgt uit de gedachte „Iedereen wordt geacht
de wet te kennen", de consequentie dat iedereen de
wet letterlijk zou moeten beheersen en dat kan
(zelfs van juristen) niet verwacht worden.
De wetgeving werkt ook door op een vastgoed
systeem. Op de eerste plaats zijn er vormen van ge
bruik en eigendom, die in de wet niet voorkomen,
maar ook tradities en gewoonten die in 't geheel
niet aansluiten bij of zelfs strijdig zijn met de regels
van de wet. Een Hindostaanse vrouw bijv. wordt bij
scheiding uit de groep gestoten en kan zich op geen
enkel recht beroepen. Volgens de wet zal zij, indien
in gemeenschap van goederen getrouwd, recht heb
ben op de helft van de boedel. De man staat wel
even vreemd te kijken als hij z'n huis wil verkopen
en merkt dat hij slechts voor de helft beschikkings
bevoegd is. Het nieuwe vastgoedsysteem zal dus
naast de zakelijke en voor derden van belang zijnde
persoonlijke rechten ook rekening moeten houden
met gewoonterechten. Dit laatste zal gezien de di
versiteit aan etnische groepen alsook de inwendig
gevarieerde gewoonten zeer zeker niet meevallen.
Het systeem zal bekend en toegankelijk moeten zijn
voor de bevolking. Dit betekent een gedecentrali
seerde opzet. Verder zijn we voor een eenvoudig,
niet geautomatiseerd vastgoedsysteem. Dat niet
geautomatiseerd en eenvoudig zijn maakt een ver
gaande inmenging van het buitenland niet nood
zakelijk, wat de self-reliance gedachte ten goede
komt. Het systeem moet naar onze mening wel ge
automatiseerd en ook naar andere doelen uitgebreid
kunnen worden, zodat wanneer de tijd daarvoor
rijp is, geen totale hervorming van de vastgoed
registratie nodig is. Ook al wordt er een vastgoed
systeem opgezet t.b.v. de rechtszekerheid, dan nog
zal dit z'n consequenties hebben t.a.v. andere
aspecten zoals bestemming, inrichting, grondbelas
ting etc. Bestemming en inrichting zullen zich waar
schijnlijk (denk aan de gevoerde ontwikkelings
strategie) vooral richten op grote infra-structurele
werken en grote planologische projecten. Deze
projecten bieden voordelen aan buitenlandse be
drijven en autochtonen. De voordelen voor de bui
tenlandse bedrijven ondermijnen de self-reliance-ge-
dachte. De hulp aan de autochtonen is niet primair.
Bestemmings- en inrichtingsgegevens willen we
liever niet opnemen in 't vastgoedsysteem. De gelden
die hiervoor nodig zijn kunnen o.i. beter aan an
dere zaken besteed worden. Ten aanzien van de
grondbelasting is Suriname zelf niet geinteresseerd.
Het gebied waar met de registratie begonnen moet
worden, volgt uit 't antwoord op de vraag waar de
problemen 't grootst zijn en dat is in en om Para
maribo, direct gevolgd door de districten Para en
Coronie.
Voor de private rechtskracht die aan 't systeem
ontleend moet gaan worden is gekozen voor de zgn.
negatieve rechtskracht.
Waarom een negatief stelsel? Een positief of liever
quasi-positief stelsel garandeert immers aan derden
de juistheid van de boeken, zodat de burgers daar
aan een maximale zekerheid kunnen ontlenen. Dit is
een belangrijk voordeel; er zijn echter ook belang
rijke nadelen nl.
- de overheid moet een diepgaand onderzoek doen
naar de juistheid van de aangeboden informatie,
het is dus duur;
- ten gevolge van een verkeerde boeking kan een
gedupeerde zijn eigendom verliezen;
- de kadastrale grens moet leven onder de bevol
king en als 't enigszins kan zichtbaar gemaakt
worden in het terrein.
Daar staat tegenover dat een negatief stelsel op de
eerste plaats overeenstemt met de regelingen in de
huidige wet en verder dat op zo'n negatief stelsel
bij een goede bijhouding best vertrouwd kan wor
den. De rechtszekerheid kan t.a.v. de objecten
(percelen) eventueel nog vergroot worden als aan
de kadastrale grenzen een wettelijk vermoeden
wordt gekoppeld. Dit betekent dat de bewijslast
rust bij degene die de juistheid van de kadastrale
gegevens ontkent. In Nederland is van dit laatste
geen sprake. De rechter heeft 't recht en niet de
plicht een vermoeden uit te spreken ten gunste van
ngt 78
5