ngt 78
Contributie
De contributie bestaat uit een vast bedrag per vereniging en
een bedrag per verenigingslid. In verband met de inflatie
werd besloten het bedrag per verenigingslid tot en met 1981
elk jaar 5/ te verhogen ervan uitgaande dat het bedrag in
1977 wordt gelijkgesteld met 115% (1975 100%). De con
tributie wordt in Zwitserse Francs vastgesteld.
Mededelingen van de congres-directeur
De congres-directeur Carl-Olof Grans deelde mee dat 58
landen op het congres waren vertegenwoordigd. Het totaal
aantal inschrijvingen bedroeg ongeveer 1500 (waarvan ca 350
metgezellen). Het aantal „invited papers" bedroeg 226.
Diversen
Besloten werd dat het Bureau voor de P.C.-vergadering in
1979 in Tsjechoslowakije een voorstel zal opstellen inzake
de beperking van het aantal ereleden.
Besloten werd dat de kwestie van de officiële FIG-taken
verder zal worden behandeld door het Bureau (dit naar aan
leiding van een voorstel om Spaans als één van de officiële
FIG-talen aan te wijzen).
Besloten werd dat het Bureau de kwestie van de aansluiting
van de FIG bij de International Council of Scientific Unions
(ISCU) zal bestuderen en op de P.C.-vergadering in 1978
in Parijs met een voorstel zal komen.
De Congres-prijs 1977 werd gewonnen door John Bradford
uit het Verenigd Koninkrijk voor zijn paper getiteld „The
Land Surveyor in a Changing Environment". Er waren slechts
8 inschrijvingen voor de Congresprijsvraag.
SONG 78
Verslag „European Workshop on Space Oceanography,
Navigation and Geodynamics"
De „workshop" werd van 16 tot 21 januari 1978 onder auspi
ciën van ESA en de Raad van Europa gehouden in Kasteel
Elmau bij Garmisch-Partenkirchen (West-Duitsland). Doel
was een meningsvorming die kan leiden tot voorstellen aan
ESA voor aarde-gericht ruimte-onderzoek gebaseerd op geo
detische metingen. ESA zal op korte termijn een „Permanent
Advisory Group" ter zake installeren.
Deelname was op uitnodiging. De meeste West-Europese
landen waren vertegenwoordigd. Afgezien van de vertegen
woordigers van ESA en de Raad van Europa bedroeg het
aantal deelnemers ±80, waaronder 5 uit Nederland: L. Aard-
oom (THD), R. Kaarls (Van Swinden Lab., Den Haag),
P. Richardus (LHW), R. Schilizzi (Stichting Radio Straling
van Zon en Melkweg) en N. Vlaar (VML).
Het programma omvatte vier plenaire zittingen en werk
vergaderingen van 11 discipline-georiënteerde panels:
Applied Geodesy
Navigation
Ocean dynamics
Ice dynamics
Atmosphere
Earth cinematics
Earth dynamics/tectonics
Earth magnetism
Gravimetry
Time/frequency/relativity
VLBI
Deze panels vergaderden in diverse combinaties. Zo waren
alle vergaderingen van de panels „Applied Geodesy" en
„Gravimetry" gezamenlijk (±25 deelnemers). L. Aardoom
trad op als chairman voor „Applied Geodesy" (medechair-
man K. Rinner kon door omstandigheden pas in het laatste
stadium aan de discussie deelnemen). E. Groten was chairman
voor „Gravimetry". R. Schilizzi was chairman voor „VBLI".
In de openingszitting (de eerste plenaire zitting) spraken
A. Dattner (ESA) over „ESA future programmes", P. Bender
(NBS, USA) over „Current activities in USA" en G. Seibert
(ESA) over „Future European Space Transportation Systems
ARIANE and SPACELAB".
In de tweede plenaire zitting presenteerden de chairmen
survey papers over het door hun panel te bestrijken gebied
met een aanduiding van het ontwikkelingsstadium waarin
deze gebieden zich bevinden. Na anderhalve dag paneldis
cussies rapporteerden de chairmen in de derde plenaire zitting
over de tot zover bereikte resultaten. De discussies in verband
daarmee dienden ter voorbereiding van de tenslotte door de
panels te presenteren voorstellen. Deze voorstellen werden
in de vorm van verslagen gepresenteerd op de plenaire slot
zitting. De verslagen hadden een in brede trekken afgesproken
standaardvorm.
Daar de geodesie ook, en misschien wel in toenemende mate,
een dienstverlenende rol te vervullen heeft tegenover een
aantal van de door de overige panels bestreken disciplines,
mossten de discussies gezamenlijk in de panels „Applied
Geodesy" en „Gravimetry" mede daarop worden afgestemd.
Deze panels konden dus eerst hun conclusies trekken en hun
aanbevelingen formuleren, nadat enkele van de andere panels
hun bevindingen in grote lijnen in de derde plenaire zitting
kenbaar hadden gemaakt.
De panels „Applied Geodesy" en „Gravimetry" trokken hun
conclusies gezamenlijk en kwamen in nauw onderling overleg
tot aanbevelingen. Deze werden neergelegd in afzonderlijke
panelverslagen.
Na de slotzitting beraadde het „Steering Committee" (SC,
bestaande uit: G. ColomboJ. Kovalevsky, P. Melchior,
R. Sigl en G. Veis) zich op het uiteindelijk aan ESA aan te
bieden voorstellenpakket. Na een eerste beraad, werden de
voorlopige bevindingen nog doorgesproken met de panel-
chairman.
De panel-chairmen zullen op korte termijn een afschrift van
het rapport van het SC ontvangen. Het is de bedoeling begin
april 1978 proceedings van de workshop te doen verschijnen
en die op ruime schaal onder belanghebbenden te doen ver
breiden. Deze zullen naast het rapport van het SC, de survey-
papers, de panel-verslagen en een zo groot mogelijk aantal
discussie-bijdragen omvatten
De voorlopige bevindingen van het SC, zoals die aan de
panel-chairmen werden voorgelegd omvatten, in het kort en
schetsmatig, voorstellen voor twee grote projecten die zich
over het tijdvak tot 1990 uitstrekken:
I. De ontwikkeling van een „Solid-Earth tectonics posi
tioning system" dat tenslotte zal moeten voorzien in een
precisie van 3 cm over 1000 km op aarde. Gedacht wordt
aan parallelle en gefaseerde ontwikkeling van diverse
technieken: mobiele VLBI, laser-afstandmeting, een
nieuwe Dopplergeneratie en een weersonafhankelijk „self-
tracking" systeem. Hieruit volgen implicaties voor de
navigatie. Europa wordt erkend als een uniek testgebied
voor zulke nieuwe technieken, die ook en misschien voor
namelijk elders toepassing zullen vinden. Een streven
voor de korte termijn is laser-afstandmeting naar
LAGEOS in wereldwijd verband. De uitvoering van dit
totale project vereist mogelijk in een gevorderd stadium
een of meer satellietlanceringen.
II. De ontwikkeling van een systeem voor „Surface studies",
in het bijzonder voor wat betreft de oceanen. Gedacht
wordt aan de mogelijke lancering van een oceanografische
satelliet omstreeks 1985, uitgerust met onder meer een
hoogtemeter op een 10 cm precisie-niveau. Parallel daar
mee zou behoefte zijn aan een betere geoïde-bepaling met
59