Dit is in het ongunstigste geval:
tL \M'2-M2|+L|Fa|
(14)
Indien we eisen dat \tL\ 5 mm, en aannemen dat
\M^-M2\<4om 2 mm, volgt als eis voor de
„externe betrouwbaarheid":
Eis: Fa\
Volgens de in paragraaf (3.1) ontwikkelde gedach-
tengang vatten we hierin a op als verschilgrootheid
tussen de gewenste (uit de tracélijn berekende) hoek
<x, tussen de koorden van de tracélijn, en de gereali
seerde („uitgezette") hoek A tussen de laserstralen
a A— a,
Hierin is, met figuur 8:
-M1+M2 M2-M3
K
zodat de met het criterium te vergelijken grootheid
is:
a~/?123 (D a,(D
De „fouten" in de uitzetting M2 zijn reeds in reke
ning gebracht in (14), die in Mi en M3 hebben een
verwaarloosbare invloed in de kier t; dus wordt:
fa
2 nu m
Uit de eigenschappen van de schiftmachine volgt,
dat deze reageert op een fout ter grootte vanaf
2-10"4 in de hoek tussen „voor en achter"; indien
nu:
'Ml
K
0,004
K
K
dan moet dus, gezien (15):
m2m2 ÜI3
K
<2.i0-4_0!W4 i,5 io-4
c. Commentaar
De in de gestelde criteria gebruikte getalwaarden
zijn een „praktische greep", de gedachtengang echter
heeft een algemene strekking. Een uitzetting dient
qua precisie beschouwd te worden als verschil
grootheid tussen een berekende grootheid en een
„realisering" daarvan elk met hun eigen stochas-
ticiteit ab resp. ar.
Indien ar (het instrumentarium waarmee wordt uit
gezet; hier: opstelling en detectie van de laserstraal)
goed is afgestemd op het doel van de uitzetting, kan
men door de keuze:
bewerkstelligen dat enerzijds de totale precisie van
de uitzetting vo^ ^of l,lcrr) niet wezenlijk
slechter wordt dan ar, terwijl anderzijds de precisie
ah (kosten van meting!) niet hoger is dan nood
zakelijk.
Met een criterium voor de externe betrouwbaarheid
wordt de toelaatbaarheid vastgelegd van door niet-
toetsbare meetfouten veroorzaakte inconsistenties
- „kieren" bijvoorbeeld - in de verzameling bere
kende grootheden. Wat hierin de praktische bete
kenis is van de keuze van de parameters (a0, is
onderwerp van verder onderzoek.
Y*
A/
Fig. 8. De uitgezette koordehoek A als functie van de (be
rekende) hoek ft en van drie uitzetmaten Af,.
0,003
A §123
-M1+M2 M2-M3
ml 2/712 /7? 3 - MM2 M'2-M-.
2 3 (15)
K
K
0,003
Fig. 9. Boven: Tracé A-B met dwangpunt D.
Onder: Het tracé-element e met X-, Y- en ^-inter
vallen.
K
K
7M\
K
K
2°r
68
ngt 78