^1
h
-24
schiftmachines het voordeel hebben relatief snel te
werken (1000 m/h), is uit recente proeven [2] ge
bleken dat de effectiviteit van schiftmachines veel
geringer is dan van stopmachines. Daarbij komt
nog dat de hoogteligging vaak veel sneller verslech
tert dan de zijdelingse ligging, zodat er eigenlijk
weinig behoefte bestaat aan extra schiften zonder
gelijktijdig te stoppen. Het schiftsysteem van de
moderne onderhoudsmachines is gebaseerd op een
4-punts meting, terwijl soms een 3-punts systeem,
normaal gebruikt voor de hoogteligging, wordt toe
gepast indien met Laser-apparatuur wordt gewerkt.
Het 4-punts-systeem komt er op neer, dat door de
machine drie ordinaten Z,, Z2 en Z4 worden
gemeten die dan tezamen een tweedegraads kromme
bepalen, waarmee de plaatselijke spoorligging wordt
benaderd (zie fig. 3.1). Ter plaatse van het werk
punt Z3 wordt het spoor zodanig geschift dat het
op deze kromme komt te liggen. De juiste ligging
wordt gecontroleerd d.m.v. de pijlen h en H, waar
van het quotient een vaste waarde heeft (zie 3.1).
Indien de machine nivellerend werkt, volgt het
voorste punt van de lange koorde Z4 de oude
spoorgeometrie, terwijl de punten 1 en 2 de inmid
dels gecorrigeerde geometrie volgen.
Met de machines kan eveneens corrigerend worden
geschift, waarbij de nieuwe ligging van te voren
moet zijn bepaald en op de machine worden inge
steld. Hier bestaan in feite twee mogelijkheden. De
gebruikelijke methode is dat de correctiewaarden
bij Z4 worden ingesteld, zodat dit punt de ideale
geometrie volgt. Kleine fouten in de invoerwaarden
worden door het nivelleersysteem van de machine
gladgestreken. In principe wordt deze werkwijze
ook gevolg bij het schiften van rechtstanden m.b.v.
laser-apparatuur, waarbij de laser als theoretische
ligging fungeert. Een tweede mogelijkheid voor het
corrigerend schiften is dat het werkpunt Z3 direct
op zijn plaats wordt geschoven, zonder gebruik te
maken van het nivelleersysteem van de machine.
Dit lijkt misschien aantrekkelijk maar heeft als
groot nadeel dat alle meetonnauwkeurigheden
direct in het spoor worden gebracht.
3.2 De overdrachtsfunctie van het 4-puntssysteem
De foutverkleining die in theorie met het 4-punts
schiftsysteem kan worden bereikt, wordt meestal
uitgedrukt in een zogenaamde overdrachtsfunctie.
Wanneer men zich de geometrie opgebouwd denkt
uit een reeks harmonische termen (Fourier-analyse)
dan geeft de overdrachtsfunctie weer hoe de ampli
tudes door de onderhoudsmachines worden geredu
ceerd als functie van de golflengte. In fig 3.2 is het
4-punts schiftsysteem schematisch weergegeven. De
punten A, B, G en E zijn reeds gecorrigeerde punten
waarvan de ordinaten worden aangeduid met Z„
(nieuw). Punt D is een hulpgrootheid met een ver
plaatsing Zr, terwijl de plaats van het ongecorri
geerde punt C wordt aangegeven met Z0 (oud).
Wanneer de waarden a, b en c bekend zijn, kan de
ligging van D worden uitgedrukt in die van A, B
en C.
In feite verschuift de machine het spoor, hetgeen tot
uitdrukking komt in de pijlmaat S (fig. 3.3) en con
troleert de juiste positie door meting van de pijl-
maten li en H waartussen een vaste verhouding a
bestaat
H c(b c) h^c(a-c)
2 R
H
h
2 R
c ca
(3.1)
Met behulp van deze formules kan de verplaatsing
van E (fig. 3.2) worden uitgedrukt in de ordinaten
van de overige punten hetgeen resulteert in de
volgende relatie.
ngt 78
Z1
*2
Ml
*r
a
Fig. 3.1. Principe van het 4-punts-schiftsysteem (werkrich-
ting naar rechts).
-a» Ax-a»c*A x-€ x x» Ax-a»b*A
Fig. 3.2. Rekenmodel van het 4-punts-schiftsysteem.
Z D c
Fig. 3.3. Overzicht van koordelengtes en pijlmaten.
-c
89