tane waarde zal dit uitsluitend resulteren in een ver
schuiving van het spoor over de hele booglengte
zonder dat de grootte van de oorspronkelijke straal
wordt beïnvloed. Dit volgt direct uit ondermeer de
berekeningsresultaten van fig. 3.6.
3.4 Schiften met laserapparatuur
Met (3.2) is het mogelijk om te berekenen hoe
initiële fouten, die b.v. ontstaan bij de aanvang van
het schiften, uitdempen.
In de praktijk ontstaan deze problemen o.a. wan
neer bij het schiften een laser als referentie wordt
gebruikt.
In bogen en overgangsbogen worden de ontwerp-
maten aan de voorzijde van de machine ingevoerd
als pijlwaarde t.o.v. de laserstraal. Deze gegevens
behoeven slechts eenmalig bepaald te worden, en
kunnen daarna bij het schiften telkens opnieuw wor
den gebruikt. Daar het wenselijk is om voor onge
veer elke 5 m een ontwerpwaarde te hebben, zijn erg
veel gegevens vereist. Deze hoeveelheid kan aan
zienlijk worden beperkt, tot waarden om de 60 a
70 m (portaal-afstand), door gebruik te maken van
het interpolatiesysteem DLT (Design Lining
Terminal). De toepassing van deze methode vergt
wel nauwkeurige gegevens met betrekking tot het
tracé, zoals boogstralen en plaats en lengte van
overgangsbogen.
Na het voltooien van een 60 m-sectie, wordt de
laserapparatuur naar het volgende opstelpunt ver
reden. Het positioneren van de laser dient zeer
nauwkeurig te gebeuren om een goede aansluiting
van de nieuwe en oude referentie te waarborgen.
Hierbij kunnen evenwel gemakkelijk aansluitver-
schillen ontstaan in de orde van enkele millimeters.
Dankzij het nivelleersysteem van de onderhouds-
machine worden deze discontinuïteiten afgevlakt,
waardoor de geometrie geleidelijk naar de nieuwe
waarde zal verlopen. In fig. 3.6 is de resulterende
geometrie geschetst als gevolg van een sprong in de
referentielijn. Het resultaat (spoorligging!) vertoont
een knik bij het begin van de overgang van de ene
naar de andere laserstraal („reference-line"). Hier
bij dient een eventuele fout in de berekende hoek
tussen de twee laserstralen opgeteld te worden.
Uit de door deze knik veroorzaakte materieel-
respons (wiel-rail-dynamiek) kan een maximaal toe
laatbare grootte voor de knik worden afgeleid;
deze zal als criterium gehanteerd kunnen worden
voor de kwaliteit van de uitzetgegevens.
3 point lining 6-24
lo 15"
previous
referenc
f 14 point I rung system
I, 6' .1 6 .1,1? ,1
6 j w jj 3 pofit lining system
75 M 85 90
30 35"
e line
gap between two successive laser beams
can be a tew millimetres in practice
•versine depending
on radius design geometry
i oriainal^aeometrv
transmitter
scanner
design va
followin
Fig. 3.6. Schiften met behulp van een laserstraal.
Bovenhet effect van een kier (gap) tussen twee op
elkaar volgende laserstralen (reference-lines).
Onder: zie tekst.
Versine pijlmaat.
Plasser fabrikant van schift- en stopmachines.
Principle of design lining with the aid of a
laser beam
The laser beam can be fixed by two points mea
sured relative to pegs or catenary supports.
The versinee can be given as a function of
distance by pre-calculation or can be generated
automatically by making use of the Plasser's DLT
system. The design values are fed into the ma
chine at the leading end. The scanner is follow
ing the laser chord while the design versine is
assigned as the distance between scanner and
leading point of the lining chord. The versine
of the machine chord must be calculated ac
cording to design geometry.
Referenties
1. Esveld, C, Spectral Analysis of Track Geometry for
assessing the performance of Maintenance Machines.
ORE DT 77/D 117, Utrecht, Maart 1978.
2. ORE D 117/RP 10, Synthesis of the Test on Transfer
Functions of Maintenance Machines. Utrecht, to be
published in October 1978.
3. Esveld, C., Theoretical Transfer Functions of some
Maintenance Machines. ORE DT 29, Utrecht, April 1976
ngt 78
91