St Het bestaande programma LB stelt, na keuze van een rekenbasis, een „meetlijst" (netstruc tuur) en standaardafwijkingen ar, as en ac (voor richtingen, lengtes en centrering) de matrix (g"") op van dit net. Hiervan worden 38 rijen en kolommen (van de coördinaten van de 19 aan gemeten punten) ingelezen in het programma BOOG. b. De tracélijn bestaat uit de elementen rechtstand- clothoide-cirkelboog-clothoide-rechtstand, en bevat 4 onbekenden pJde lengtes van beide rechtstanden en van de cirkelboog, en de straal van de cirkelboog. Het bestaande programma TR stelt de hierbij horende matrix (8qs/dpJ) op (afmetingen 4x4). Ook deze wordt ingelezen in het programma BOOG. Het eindprodukt van BOOG is de matrix van ge wichtscoëfficiënten (g)=lg" gJ' W' gj" t,u 1 4 (AXa,AYa,A(pa,ALab) j,i 1 4 (ApJ :tracéparameters) a, yS 120 (Af": coördinaten van 10 portaalmasten) Het programma BOOG werkt in twee toestanden: de rechtstandvergelijkingen worden vereffend uit 4 gemeten punten of bepaald uit de buitenste 2 ge meten punten. De laatste toestand moet exact invariante tracépara meters opleveren, en dus ook exact invariante koordehoeken. Uit de matrix (g) worden standaardafwijkingen be rekend van functies van de coördinaten van tracé- punten en portaalmasten; hiervoor zijn in eerste instantie gekozen (zie fig. 24): - de koordehoek a„ met koorden van 70 m en 140 m - de uitzetmaat m bij elke portaalmast - de functie n sin cpnAX tcos <pnA Yt (<7„ is dus de projectie van de standaardellips van P, op de normaal van de tracélijn). De grootheden a, (hoek) en m (kleine afstand) zijn invariant; de standaardafwijkingen oa en am zullen dus, indien het tracé en het net symmetrisch zijn op gebouwd, een symmetrische grafiek moeten vertonen Fig. 24. De grootheden, waarvan BOOG de standaardafwij king en grenswaarden berekent: koordehoeken over enkele (70 m) en dubbele (140 m) portaalafstand - de afstanden rn tussen portaalmast en tracélijn de eigen precisie" van de tracélijn (dit is de projectie van de standaardellips van een tracé- punt op de normaal van de tracélijn). NB:C^=0 in de rechtstanden! cm rekenbasis standplaatsen O portaalmasten X punten van de tracélijn iovergangsboog Fig. 25. Boven: de vier gekozen rekenbases. Nummer 3 is een bijzonder geval, zoals bedoeld in par. 6.1. Midden: De grafieken behorend bij invariante groot heden (a en m) zijn voor alle vier bases identiek. Ze hebben een symmetrische vorm, doordat het tracé en het net symmetrisch zijn opgebouwd. Onder: De grafiek van de „eigen precisie" is sterk afhankelijk van de rekenbasis. 82 ngt 78

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 8