voerd voor een aantal uitbreidingsplannen. Dit is het principe dat de voorcalculatie van het nog uit te voeren deel van het plan in de administratie wordt opgenomen, en dat daar steeds vanaf gehaald wordt wat uitgevoerd is. leder jaar wordt dan het nog resterende deel van de voorcalculatie aangepast aan het nieuwe prijspeil. Tussendoor wordt ook aangepast aan nieuwe (bestemmings)plannen; het niet meer doorgaande plan wordt uit de voorcalcu latie gelicht, en de berekeningen van het nieuwe plan worden er voor in de plaats gesteld. Zo is dus steeds naast elkaar te zien wat reeds is uitgevoerd en hoeveel nog moet; bijvoorbeeld: kosten aanleg straatverlichting, reeds uitgevoerd ƒ10.000, nog verwacht ƒ12.000, totaal ƒ22.000. Zo is de admi nistratie min of meer losgemaakt van het idee van het boekhoudkundige jaaihet geeft gewoon de tussenstand in het jaar x aan. Een (verkort) schema van zo'n prospectieve exploitatie-administratie staat in het bovenste deel van tabel 1. - - - - 3.2 Het principe van de volledigheid Een tweede belangrijk principe is dat de héle stad in een dergelijke administratie wordt opgenomen. Dus niet alleen, zoals tot nu toe gebruikelijk, de nieuwe uitbreidingsplannen of incidentele stads vernieuwingsgebieden met rafelige grenzen om de te handhaven bebouwing heen. Bij nader inzien blijkt immers in vrijwel elk gebied nog wel wat te doen op korte of lange termijn. Het enige juiste is: gewoon heel drastisch de hele stad opdelen in kleine overzichtelijke, stedebouwkundig samenhangende gebiedjes, waarbij als grenzen grote, blijvende we gen genomen worden. En dan deze „exploitatie- gebieden" als basis nemen voor de administratie. Eindhoven, 80 km2 groot, hebben we zodoende in 100 exploitatiegebieden opgedeeld; de groottes, ge middeld 0,8 km2, variëren van km2 tot 3 km2. Naast deze exploitatiegebieden bestaan er nog wel een aantal fondsen (grote werken, bijzondere ver wervingskosten), maar daarin gaat het alleen om financiële vereffeningen; er zijn echter geen speciale categorale administraties van verspreide percelen, voorraad gronden, of historische gebiedsadmini- straties meer. 3.3 Het principe van de koppeling geld/grond Het derde principe van een goed grondbedrijfs systeem is dat er een duidelijke administratieve binding wordt gemaakt tussen de „guldens en de vierkante meters", tussen de financiële en de tech nische administratie. Het is natuurlijk in wezen heel eenvoudig, maar als je die koppeling niet in de gaten houdt kunnen er vreemde dingen gebeuren. Er zouden voor tienduizenden guldens aan voor raad kunnen staan geboekt, zonder dat daar nog één vierkante meter grond onder ligt; het zou goed mogelijk zijn dat gevolgen van bestemmingsplan wijzigingen wel in bijv. het verwervingsgedeelte worden verwerkt maar niet in het uitgiftedeel. Met dit soort grappen kan een grondbedrijf zich op papier aardig rijk of arm rekenen, terwijl de feiten heel anders zijn; hetgeen later dan ook blijkt. De oplossing kan vrij simpel zijn. Enerzijds per ver- Tabel 1. exploitatiegebied nog nr. 411 verwacht gerealiseerd totaal investeringsniveau bij de start - 50.000 50.000 verwerwing 10.000 ƒ190.000 200.000 werken ƒ200.000 ƒ300.000 500.000 fondsen 40.000 10.000 50.000 rente ƒ100.000 ƒ100.000 200.000 algemene kosten 30.000 10.000 40.000 uitgifte ƒ750.000 ƒ150.000 900.000 risico -ƒ 50.000 - -ƒ 50.000 subsidie ƒ100.000 100.000 saldo ƒ320.000 -ƒ410.000 -ƒ 90.000 beheer 12.600 m2 verwerving 90 m2 12.690 m2 werken 6.250 m2 12.670 m2 uitgifte 6.420 m2 ngt 78 99

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 5