- 0 (D 0 (to) (to) heid van 103 als van 10300 worden verworpen, maar ook hier geldt dat de waarneming met de grootste H'-grootheid fout kan zijn. Aan de hand van dit voorbeeld en uit andere berekeningen kan gecon cludeerd worden dat een fout in een waarneming alleen invloed heeft op de waarnemingen in de om liggende modellen. Foute waarnemingen, die „ver der dan 1 model" van elkaar liggen, hebben nage noeg geen invloed op elkaar. Om bij het laatste voorbeeld terug te komen, is in tabel II de fout in de j-coördinaat van punt 103 gevarieerd. Bij een fout van 260 micron in de j-coördinaat van 103 zou bij de toetsing van de correcties tegen 3 x st.afw. een verkeerde beslissing zijn genomen. Dit is een gevolg van het feit dat de grenswaarden van beide waarnemingen aanzienlijk verschillen (resp. 100 en 165 micron). 7 Slot Evenals bij terrestrische metingen is het bij foto- grammetrische blokken mogelijk de B-methode van toetsen te gebruiken. Een aantal blokparameters is onderzocht op hun invloed op de toetsing van de fotogrammetrische metingen, indien het blok aan gesloten wordt op 2 paspunten. Resumerend kunnen de volgende conclusies ge trokken worden: - De blokgrootte heeft nagenoeg geen invloed op de grenswaarden. - De 60% dwarsoverlap geeft, zoals te verwachten viel, duidelijk lagere en uniformere grenswaarden. Voordeel van deze methode is, dat elk punt in een model controleerbaar is en dat alle fouten in de aero-triangulatie te lokaliseren zijn. Nadeel is wel dat deze methode meer foto's vereist en dat de metingen bijna verdubbeld worden. - Dubbelpunten als verbindingspunten verdienen de voorkeur boven verbindingspunten, die ver deeld liggen over de langs- en dwarsoverlap. - „Verspringende stroken", elk punt ligt in maxi maal 3 modellen, geeft 5-10% lagere grens waarden. Uit bovenstaande getallen en conclusies blijkt dat het mogelijk is fouten op te sporen in fotogramme trische metingen van 5 tot 8 x st.afw. bij een a0 van 0.001. een i0 van 0,8 en een kansmodel waarbij de waarnemingen niet correleren en een gelijk gewicht hebben. 10200 10400 10300 202 203 204 -* r - r - (202) j r— (203) - 1 Fig. 10. Blok van 3 stroken, ieder 4 modellen en aangesloten op 2 paspunten. Vectoren stellen de correcties voor t.g.v. een fout in de v-coördinaat van punt 103 in model 103. Tabel II fout in 103 Y corr. 103 Y corr. 10300 Y 140 micron 17 micron 24 micron 160 -20 27 180 -22 30 200 -25 34 220 -27 37 240 -30 41 260 -32 44 280 -35 47 300 -37 51 320 -40 54 340 -42 58 360 -45 61 Literatuur 1. OEEPE 1973, Proceedings of the OEEPE symposion on Experimental Research on accuracy of aerial triangula- tion. Results of Oberschwaben tests. Brussel juni 1973. 2. Prof. ir. W. Baarda, A testing procedure for use in geo detic networks. Netherlands Geodetic Commission, Publications on Geodesy. Volume 2, Number 5. Delft 1968. ngt 78 123

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 11