Controleren van een torencentrum met een gyro-theodoliet? 1 Inleiding Reeds enige jaren beschikt het Laboratorium voor Landmeetkunde van de Landbouwhogeschool te Wageningen over een gyro-theodoliet Wild GAK-I. De opzet van het onderzoek met dit instrument was de toepassing in de gewone landmeetkundige prak tijk. Een eerste meting (van het circuitnet Barne- veld) leverde een standaardafwijking van 5 mgi in de enkele azimuth-bepaling. Door enkele mecha nische verbeteringen bleek de inwendige nauw keurigheid beter te zijn geworden maar de uitwen dige nauwkeurigheid bleef hetzelfde. Afgelopen zomer konden we een nieuwere uitgave van het instrument lenen van de firma Wild. Hiermee werd een s.a. gehaald van 3 mgr mits men het eerste half uur na het starten van de tol geen metingen deed. Thans wil de firma Wild onze verbeteringen toe passen in de door haar vervaardigde gyro's, zodat verwacht kan worden dat een s.a. te bereiken is van 2 a 3 mgr zonder wachttijd van een half uur. Het hoofdprobleem bij de gyro is de door de elektro motor geproduceerde warmte. Een optimale meting is pas mogelijk indien er een evenwicht ontstaan is tussen warmte-produktie en warmte-afgifte aan de omgeving. Alhoewel dus het instrument nog niet optimaal is, meenden wij toch als praktische toepassing van de gyro het oriënteren van de lokale driehoekmeting bij het controleren van R.D.-punten te kunnen aan bevelen. 2 Meten met de gyro Het principe van een gyro, waarvan de as ge dwongen wordt horizontaal te blijven is, dat de as zich richt naar het geografisch noorden. De as voert een zeer zwak gedempte slingering om het noorden uit. De opgave voor het waarnemen is nu uit deze slingering de noordrichting te bepalen. We zullen ons hierbij beperken tot de zogenaamde doorgangs methode. Hierbij wordt de tijd waargenomen waarbij de index van de gyro de nul van het hulpschaaltje passeert (zie fig. 1). Uit drie opeenvolgende tijden is dan de noordrichting te bepalen: AN c-A-At At (t3-t2)-(t2-ti) A amplitude van de slingering, c een instrumentconstante. Wil men de nauwkeurigheid opvoeren dan moet men meer waarnemingen doen d.w.z. men moet bij meer doorgangen de tijd meten. De tijdwaarnemingen liggen ongeveer 4 minuten (halve slingertijd) uit elkaar. Wil men de nauwkeurigheid van At, dus ook van AN, verdubbelen (standaardafwijking halveren) dan moet men nog minstens negen doorgangen waarnemen d.w.z. 36 minuten langer meten. Een betere methode om de nauwkeurigheid op te voeren is de meervoudige doorgangsmethode. Hier bij neemt men niet alleen de tijd waar als de index de nul van het hulpschaaltje passeert, maar ook andere strepen van het hulpschaaltje. Wij hebben steeds een reeks van elf gebruikt d.w.z. van -5,-4 enz. tot +4 en +5. Hierdoor wordt de s.a. in de tijdwaarneming Vil «3,3 maal kleiner terwijl de waarnemingsduur hetzelfde blijft. Men kan zich natuurlijk afvragen of een reeks van elf niet over dreven is. Gezien de uitwendige nauwkeurigheid van de huidige instrumenten is dat inderdaad zo, maar wij hopen dat ook deze in de nabije toekomst verbeterd kan worden. Een complicatie bij de meervoudige doorgangs methode is dat men niet meer, zoals bij de enkel voudige methode, de sinusoïde bij de waarnemings- punten als rechte mag beschouwen. Voor dit probleem bestaan verschillende op lossingen a. Als de voororiëntering van de gyro redelijk nauwkeurig gebeurd is (beter dan 2 cgr), mag J. C. O. VAN Gijsen Fig. 1. Hulpschaal voor de gyro Wild GAK-1. 124 ngt 78

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 12