hydrologisch gegeven, terwijl grens een kadastraal, administratief, planologisch gegeven is). Voor het tekenen is het belangrijker te weten hoe de lijn ge tekend moet wordenblauw, geel of zwart, met kruisjes of volgetrokken, enz. Zo'n beschrijving geeft de lijn slechts grafisch weer, d.w.z. hoe hij op de kaart moet komen te staan! En is dat een vol getrokken zwarte lijn, die ook voor huizen en wegen wordt gebruikt, dan kan men in zo'n grafische dataset grenzen, rivieren, huizen en wegen niet van elkaar onderscheiden. Ook de beschrijving van naastliggende gebieden van de lijn ontbreekt (de topologische beschrijving) in zo'n dataset. Voor beelden hiervan zijn het semi-automatische kaarteer- systeeni van de Meetkundige Dienst van de Rijks waterstaat en KLAM Kongsberg Large Scale Automatic Mapping System), hoewel in beide sys temen ook ruimte is opengelaten voor topografische beschrijvingen. De ruimtelijke beschrijving van gegevens in het be stand betreft punten, lijnen, gebieden en opper vlakken, waarbij ik gemakshalve aanneem dat karto- grafische bestanden twee- of drie-dimensionaal zijn (zie figuur 9): - punten kunnen worden weergegeven door co- ordinaten of door middel van een vectorvoor stelling: x,yl{a,b) - lijnen kunnen worden voorgesteld: i. als een serie opeenvolgende punten. Een rechte lijn wordt gedefinieerd als de verbindingslijn tussen begin- en eindpunt; krommen worden benaderd door een groot aantal opeenvolgende punten onderling te verbinden met rechte lijnen, die vaak niet langer zijn dan 0,05 mm (zie figuur 9). ii. door een mathematische vergelijking. Een cirkel bijvoorbeeld is uitstekend beschreven door de centrum-coördinaten en de straal: (x-a)2+(y-b)2 =r2 lArr~r~7^ - gebieden kunnen worden voorgesteld door: i. de omtrek, die zelf een gesloten lijn voorstelt en beschreven kan worden als vermeld. ii. een serie rasterelementen met dezelfde code ring als het gebied waarin ze vallen (zie fig. 9). - oppervlakken kunnen worden voorgesteld door: i. een digitaal terreinmodel (D.T.M.), waarbij twee dimensies van het oppervlak in raster- vorm worden weergegeven en de derde dimen sie als een rasterelement-eigenschap. ii. een hogeregraads polynoom of een andere mathematische voorstelling. Bij het digitaliseren worden punten - op zichzelf, of als onderdeel van een lijn of gebied - gemeten. Daarvan kunnen zonodig wiskundige voorstellingen worden afgeleid. Het meten van de coördinaten van punten geschiedt (zie figuur 10): a. punt voor punt, waarbij ieder punt apart wordt geselecteerd door de operateur (Engels: „point mode"). b. met regelmatig interval (Engels: „continuous mode", „stream mode" of „on the flow") tijdens het volgen van een lijn. Het interval kan tijds afhankelijk zijn (Engels: „time mode") of af- standsafhankelijk (Engels: „distance mode"). c. door profileren (Engels: „scanning"), waarbij een gebied in rastercoördinaten rij voor rij of kolom voor kolom worden afgetast. Fig. 9. Metrische voorstelling van punten, lijnen, gebieden en oppervlakken middels punten en rasters. VI. 1 Metrische weergave van bestandselementen of (x,y) (a,b) r(sm(p,cos(p) A krommen: puntsgewijs gebieden: rasterwijze 1 1 IL. - 1 oppervlakken: rasterwijze lijnen: puntsgewijs gebieden: puntsgewijs lijnen: rasterwijze 144 ngt 78

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Nederlands Geodetisch Tijdschrift (NGT) | 1978 | | pagina 12