is gewijzigd. Voor het editen moet men een aantal
stappen in volgorde uitvoeren. Allereerst moeten de
fouten worden opgespoord in de tekening. Daarna
worden die visueel opgespoorde fouten gedigitali
seerd. Met behulp van de gedigitaliseerde fout kan
de plaats van het digitale equivalent van de fout in
het bestand worden opgespoord. Zonodig worden
met het digitaliseren van de fouten gegevens ook de
juiste gegevens gedigitaliseerd en na het opsporen
van de plaats van de digitale equivalenten in het
bestand uitgewisseld tegen de foute gegevens. Er
zijn twee basisinstructies bij het editen:
1. het wegnemen van gegevens uit het bestand
(Engels: „delete") en
2. het toevoegen van gegevens aan het bestand
(Engels: „add", of „insert").
Combinaties komen in alle vormen voor, zoals het
vervangen of veranderen van elementen, of van
groepen gelijksoortige elementen, het splitsen of
samenvoegen van elementen, het verplaatsen van
elementen, enz.
Sommige - logische - fouten kunnen worden opge
spoord zonder tussenkomst van een operateur (zie
figuur 19). Men dient zich echter wel te realiseren,
dat daar fouten bij zijn, die slechts opgespoord
kunnen worden ten koste van zeer veel rekentijd.
Het aanduiden van een element in het bestand, om
het te corrigeren, geschiedt meestal door dat ele
ment aan te wijzen door middel van een - vaak
willekeurig - punt van dat element. Vele technieken
kunnen worden toegepast om het zoeken naar de
plaats van het foutieve gegeven in het digitale be
stand te versnellen, zoals:
- door het toevoegen van de code van het betref
fende element, zodat slechts de codering van elk
element in het bestand vergeleken moet worden
en pas als dat overeenkomt met de code van het
gezochte element gaat men testen of de positie
van het gevonden element overeenkomt met de
positie van het gezochte element. Het vergelijken
van de posities duurt meestal langer dan het ver
gelijken van de codes van de gezochte en te zoeken
elementen.
- door het toevoegen van de coördinaten van het
begin- en eindpunt van het gezochte (lijn-)element,
zodat slechts een zeer beperkt aantal elementen
in aanmerking komt om te onderzoeken of het
aangegeven punt inderdaad bij het gezochte ele
ment behoort.
- het aanduiden van elk element door middel van
een volgnummer zoals dat ook gebruikt werd bij
post hoe coderen.
IX Uitwisselbaarheid van gegevens in
verschillende informatiesystemen
Bij het hierboven geschetste beeld van de toepassing
van digitale technieken in de kartografie is uitge
gaan van een meervoudig gebruik in verschillende
vakgebieden, zoals topografie, grondregistratie,
planologie, geografie en beheer. Daarbij wordt ge
bruik gemaakt van verschillende verzamelingen ge
gevens, informatiesystemen genoemd. Enkele voor
beelden van informatiesystemen zijngrondgebruiks
registratie, grondregistratie, ruilverkavelingsregis
tratie en registraties van grondtype, vastgoed, land
schap, leidingen, beplantingen,enz. [Bogaerts, NGT
1977 en Van Zuylen, NGT 1972]. Deze informatie
systemen noemt men ook wel kartografische of geo
grafische informatiesystemen (GIS). Het grootste
deel van de informatie in een GIS betreft de ligging
van gegevens in coördinaten. Zowel voor problemen
met betrekking tot de buurfunctie, bijvoorbeeld het
tellen van fabrieken in een bebouwde kom, of alleen
staande huizen in een bosgebied, als voor het karto-
grafisch tekenwerk is het noodzakelijk elk element
Fig. 19. Enkele fouten die automatisch opgespoord kunnen
worden
1. een vergeten lijnstuk
2. een overbodig lijnstuk
3. overshoot
4. undershoot
5. een missende beschrijving
6. een dubbele beschrijving.
152
ngt 78